3580 Landbouwcrisis in België. België deelde als alle andere landen in de landbouw crisis. De opbrengst van akkerbouw en veeteelt daalde en de productie-kosten stegen. Vanaf 19291934 daalde geregeld de gemiddelde op brengst, en de gemiddelde productie-kosten bleven steeds ver onder de opbrengsten. Volgens het landbouw-indexcijfer bedroeg het ge middelde van de opbrengst van akkerbouw en veeteelt en bedroegen de productiekosten: in 1932 520 770 250 in 1933 500 673 173 in 1934 480 640 160 in 1935 520 630 110 In 1935 is voor het eerst de opbrengst weer in stij gende lijn, en is het verschil tusschen opbrengst en kosten sterk verminderd. De buitenlandsche invoer overrompelde de binnen- landsche markt. De invoer van paarden, die in 1928 bedroeg 14.000 stuks, was in 1931 26.000. Die van rundvee steeg in diezelfde periode van 19.000 tot 61.000 en die van rundvleesch van 355.000 qu tot 428.000. De invoer van boter steeg van 13.000 tot 188.000 en van rogge van 75.000 tot 1.746.000. Deze vermeerdering van productie vond haar oorzaak in de ontzaglijke uitbreiding van de bebouwde gronden in de Vereenigde Staten van America, in Argentinië, in Australië en vooral in Cana da, waar de bebouwde oppervlakte van 4.000.000 H.A. steeg tot bijna 11.000.000 H.A. Bij zulke overproductie moesten de prijzen wel dalen. Tegelijk en als gevolg van de enorme productie-vermeerdering van granen en veevoeder, steeg de veestapel in de meeste landen en deed daardoor de veeprijzen eveneens dalen. Tengevolge van deze overproductie aan graan en vee ontstond de economische oorlog tusschen de landen, die voor hun te-veel een afzetgebied zochten en tusschen de landen, die den invoer wil den beletten of verminderen om hun eigen landbouwers tegen te-groote prijsdaling te beschermen. Gemiddelde Productie- Productiekosten opbrengst. kosten. hooger dan opbrengst

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1936 | | pagina 12