3549
van allerlei slag te samen werken, deugt het meestal
niet. De taal die daar, vaak uit laffe behaagzucht, ge
sproken wordt, zal niet gehoord worden op het klem
bedrijf van den boer.
De boer is gevrijwaard voor de verleiding, die de stad
biedt, en voor de verwildering, die daar als een zede
lijke besmetting zich ten toon spreidt.
De boer is gehecht aan zijn grond, aan den huiseiij-
ken haard, aan het familieleven, en welk een groot
zedelijk goed ligt hier niet in opgesloten? Daarbij, hij
werkt, zoolang de zon schijnt, terwijl anderen, werk-
schuwen hun vrijen tijd maar al te dikwijls dooden met
allerlei wat niet door den beugel kan.
De boer is gezond van lijf en leden, gezond van ver
stand en opvattingen. Het gezond boerenverstand is
zelfs spreekwoordelijk geworden. Op hem kunnen
Kerk en Staat rekenen. Zijn zonen geeft hij gaarne aan
de Kerk voor het H. Priesterschap; aan den Staat in tijd
van oproer.
We zagen dat in 1918, toen Nederland door sommi
gen werd rijp geacht voor de revolutie en voor den
triomf van het socialisme.
Uit deze onvolledige opsomming blijkt wel het groote
zedelijke goed, dat er gelegen is in het behoud en de
versterking van den Boerenstand. Wie voor dezen
stand werkt, hij werkt voor 't heil van Kerk en Staat.
Aan de Boerenleenbank komt deze eer toe. Den gods-
dienstigen, deugdzamen, gezins- en vaderlandslieven-
den Boerenstand omhoog te werken, dat is haar ruste
loos streven. Hiermede hebben wij haar hoogzedelijk
karakter duidelijk bewezen.
II. Het zedelijk karakter der Boerenleenbank blijkt
ook uit de middelen, die zij aanwendt, om tot dit doel
te komen.
Een der voornaamste middelen is wel dit: Zuj leert
den boer zorgen en sparen.
Welgeordende spaarzaamheid is een deugd, evenals
verkwisting een ondeugd is.
Menschen, die niet sparen, die opmaken wat ze ver-