3546
vlucht voor den arme, een helper ten bekwamen tijd
in den nood. En betrouwen mogen zij op U, die uwen
naam kennen; want Gij verliet niet, die u zochten,
Heer." (Psalm 9).
M. H. Mogen wij hierbij besluiten?
Deed God niet al dit goed met zijn menschen?
Wie waren deze menschen, die God als zijn werk
tuigen verkoos om vóór 25 jaar dit schitterend werk
der christelijke naastenliefde tot stand te brengen? Gij
kent ze. Wellicht zijn er eenigen van hen in ons midden.
Mogelijk riep God er sommigen tot Zich, om hen te
loonen voor hun belangeloos liefdebetoon. Zij hebben
hun loon ontvangen. Anderen wacht dit nog: de dank
van God.
Doch ook: de dank van ons, van ons allen, aan die
stoere werkers, die, Jezus voorbeeld volgend, toen
Hij de hongerige schare spijzigde, zijn woord in toe
passing brachten: „Miserior super turbam". ,,Ik heb
medelijden met de schare"; die opvolgend het vermaan
van St. Paulus: „draagt elkanders lasten," hun persoon
en hun tijd hebben opgeofferd om den evenmensch in
moeilijke tijden te dienen.
Wie zou al het goede kunnen becijferen, dat door
deze Boerenleenbank in die 25 jaren is tot stand ge
bracht?
Hoeveel boeren werden misschien gered van den
bedelstaf?
Hoevee! kleine menschkens wellicht zijn door haar
toedoen eigengeërfde boeren geworden?
De boeken zouden het ons voor een goed deel kun
nen leeren, als ze ons ter bestudeering werden voor
gelegd. Echter niet geheel. Die koude namen en cijfers
verbergen heel wat leed dat verzacht; heel wat zorg
die verdreven werd; heel wat vreugde die haar intrede
deed in het boerengezin door tijdelijke hulp.
at zou de kleine boer er slecht aait toe zijn, als er
geen Boerenleenbank bestond! als hij bij particuliere
geldschieters moest aankloppen, bedeien als het ware,
om eenig crediet onder vaak zware condities!