3524 Uitlegging van de Statuten der plaatselijke Boerenleenbanken. Art. 55. Het Reservefonds blijft het eigendom der Boe renleenbank, en wordt zelfs, na dezer ontbinding, niet onder de leden verdeeld. Deze bepaling der Statuten is een der fundamenten van het systeem-Raiffeisen, wijl hierdoor het voortbe staan der Boerenleenbanken gewaarborgd wordt. Raiffeisen verlangde ieder persoonlijk belang bij de Boerenleenbanken uit te sluiten. De Boerenleenbanken moesten het algemeen belang dienen en wel door alle leden, zoowel die de Bank had den opgericht als die in de toekomst als lid zouden toe treden, gelegenheid te geven te sparen en voorschotten te ontvangen. Daarvandaan dat Raiffeisen iedere bezoldiging van leden van het Bestuur en van den Raad van Toezicht verbood en eveneens dat de leden uit de winst eenige uitkeering zouden mogen ontvangen, die voor hen een persoonlijk voordeel zou beteekenen. Wel mocht de winst gebruikt worden voor een of ander gemeenschappelijk belang, hetzij van maatschap- pelijken, socialen of charitatieven aard, maar het per soonlijk belang moest daarbij uitgesloten zijn. In dienzelfden gedachtengang ligt de bepaling van bovenstaand artikel. Indien in de Statuten niet bepaald was dat het Reser- verfonds nooit, zelfs niet bij ontbinding der Boeren leenbank, onder de leden mag verdeeld worden, zou het niet onmogelijk wezen, dat er door vele leden aan drang uitgeoefend werd om de Bank te ontbinden om het Reservefonds onder de leden te kunnen verdeelen. En dan zouden juist die Boerenleenbanken, welke het best hadden gewerkt en daardoor een groote Re serve hadden gevormd, het meest gevaar lijden om te worden opgeheven en te verdwijnen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1936 | | pagina 4