3517 mededeelde, met de renten die in de hangende wets ontwerpen toelaatbaar worden geacht. Uit het over zicht der operatiën onzer Vennootschap, dat is opge nomen in bijlage I van ons jaarverslag, blijkt, dat wij geen hypotheken hebben uitstaan aan een hoogere rente dan 4en dat geen pandbrieven te onzen laste in omloop zijn, die een hoogere rente geven dan Het aantal afgesloten leeningen daalde van 139 in 1934 tot 66 in 1935, welke voor het overgroote deel bovendien nog dateeren van de eerste maanden van dit jaar. Op het oogenblik staat het uitleenen van gelden nagenoeg stil. Het bedrag aan uitgeleende gelden daal de in 1935 met 144.665.21 en bedroeg bij het einde in het loopende boekjaar 8.479.983.16. Het is een verheugend verschijnsel dat dit uitgeleen de bedrag over zooveel personen is verdeeld. Het is verdeeld over 1823 debiteuren, waarvan 1301 debiteu ren minder hebben geleend dan 5.000 en zelfs 1666 minder dan 10.000. Wanneer daarbij in aanmerking wordt genomen, dat wij in 1935 op de leenigen in het geheel slechts ongeveer 40% der schattingen fourneer den en, behoudens borgstelling der plaatselijke Boeren leenbanken, nooit hooger mogen gaan dan 50% der laagste waardeering van de twee schattingen, die plaats hebben, dan geeft dit zeker een beeld van groote solidi teit. Executie van onderpanden kwam dan ook, niette genstaande de ongunstige tijdsomstandigheden, weinig voor. In 1935 moest slechts zevenmaal daartoe worden overgegaan. In 3 gevallen was dit het gevolg van be slaglegging door anderen, in twee gevallen van faillisse ment, in de twee overige gevallen van wanbetaling. Het verlies, dat onze Bank bij executoriale en vrijwillige verkoopen heeft geleden, bleef dan ook beperkt tot 2.333.85. Het totaal der nog in ons bezit zijnde inge kochte onderpanden staat te boek voor 10.000, welk bedrag door de reëele waarde dezer goederen zeker ruimschoots is gedekt. Ook baart de achterstand der rente ons geen zorg.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1936 | | pagina 29