3503
ten deel zijn opdat wij allen op onze plaats en in onze
functie onze beste krachten kunnen geven ten nutte
van den boeren- en tuindersstand van Nederland.
Nadat de Voorzitter den heer Fleskens dank heeft
gebracht voor zijn rede, brengt de E. H. Doens (Bavel)
o.m. de vraag naar voren, of aan de debiteuren der
plaatselijke Boerenleenbanken niet meer kan worden
tegemoet gekomen door eene verdere verlaging der
debetrente. Bij voorbeeld zou aldus deze afgevaar
digde de Centrale Bank een hoogere rente aan de
plaatselijke Boerenleenbanken kunnen vergoeden, deze
aldus indirect in staat stellende de voorschotrente te
verlagen. Voorts prijst hij het Bestuur der Centrale
Bank aan zooveel mogelijk te bezuinigen, zoo mogelijk
ook op de salarissen der beambten. De financieele
positie der Centrale Bank acht spreker zeer sterk, doch
bezuiniging blijft steeds gewenscht.
De heer Fleskens antwoordt hierop, dat het Be
stuur der Centrale Bank steeds zijn medewerking geeft
aan een streven der plaatselijke Boerenleenbanken tot
eene redelijke verlaging harer debetrente; evenwel zal
eene verdere verlaging over de geheele lijn moeilijk
zijn door te voeren, indien niet tegelijkertijd de credit
rente voor spaargelden verder kan worden verlaagd.
En in dit laatste punt staat onze organisatie allerminst
vrij, doch heeft zij rekening te houden met de rente,
die particuliere spaarinstellingen en vooral de Rijks
postspaarbank vergoeden; doet onze organisatie dit
niet, dan zou eene groote afvloeing van spaargelden
onvermijdelijk kunnen zijn. Wat de onkosten der Cen
trale Bank betreft streeft het Bestuur naar redelijke
bezuiniging, ook wat betreft de salarissen der beamb
ten, doch ons Bestuur heeft eveneens tot plicht reke
ning te houden met de extra eischen, die mede in ver
band met de door de crisis sterk toegenomen werk
zaamheden aan de beambten woren gesteld, terwijl
het op den duur nóch mogelijk, nóch gewenscht is te
achten, dat de beambten der Centrale Bank lager wor-