3458
Dat het aanvaarden van een zetel in den Raad van
Commissarissen der Boerenhypotheekbank een bijzon
dere beteekenis had moge blijken uit hetgeen gesproken
werd in de algemeene Vergadering van de Boeren
hypotheekbank van den 17en Juni 1918, toen Jhr.
Ruys als Commissaris bedankt had tengevolge van zijn
benoeming tot Commissaris der Koningin in Limburg.
De Voorzitter dezer Algemeene Vergadering, Mr.
P.Truyen, zeide in de openingsrede:
Nu het Hare Majesteit de Koningin behaagd heeft
den heer Jhr. Mr. Ruijs de Beerenbrouck te benoemen
tot Commissaris der Koningin in de Provincie Limburg,
heeft deze gemeend zijn ontslag te moeten nemen als
lid van den Raad van Commissarissen der Boeren-Hy-
potheekbank. Het bericht van ontslagname kwam te
laat in om nog op de agenda geplaatst te kunnen
worden. Hoezeer wij het ontslag van Jhr. Mr. Ruijs de
Beerenbrouck betreuren, toch moeten wij het billijken
en wij verheugen ons over de aanleiding, die tot deze
ontslagname heeft geleid.
Het is hier niet de plaats, de groote verdiensten te
schetsen van Jhr. Mr. Ruijs de Beerenbrouck. Reeds
door zijn geboorte en maatschappelijke positie was hij
aangewezen een zoo hoogen post te bekleeden. In al zijn
werken ging hij uit van de beginselen, die ook de onze
en die onzer organisatie zijn.
Ik houd er mij van overtuigd, dat de heer Jhr. Mr.
Ruijs de Beerenbrouck zijn volle sympathie zal blijven
schenken aan onze instelling. Groote verdiensten ver
wierf Jhr. Mr. Ruijs de Beerenbrouck voor onze bank.
Hij trad op als eerste Commissaris dezer instelling en
gij weet het, dat niet zonder strijd de Boeren-Hypo-
theekbank is tot stand gekomen. Over dien strijd zal ik
niet verder uitwijden; doch ik constateer alleen het feit.
Wanneer mannen van invloed en gezag, van bekende
onbaatzuchtigheid, onder aangehaalde omstandigheden
het kind ten doop heffen, dan is dat van grooten in
vloed op de ontwikkeling der instelling. Een dier mnnen
was Jhr. Mr. Ruijs de Beerenbrouck en, indien mijn