3400
Indien dus eene Boerenleenbank aan spaargelden en
ontvangsten in Loopende Rekening (hetzij van leden,
hetzij van de Centrale Boerenleenbank) een bedrag van
j 200.000 heeft ontvangen, dan moet zij trachten een
Reservefonds te vormen van minstens 20.000.
Dan zal zij, zoo goed als zeker, nimmer van hare
leden een aandeel behoeven te vorderen in de even
tueel te lijden verliezen.
Natuurlijk behoeft zulk Reservefonds niet in een paar
jaren gevormd te worden; maar het Bestuur en de Raad
van Toezicht moeten er toch steeds op bedacht zijn
goede winsten te maken, opdat het Reservefonds na
eenige jaren zulke hoogte kan bereiken.
Den 31 December 1933 hadden de gezamenlijke Boe
renleenbanken, bij de Centrale Bank te Eindhoven aan
gesloten ontvangen:
aan spaargelden122.150.000
in loopende rekening3.608.000
Totaal 125.658.000
De gezamenlijke Reservefondsen bedroegen
7.775.000.
Dooreen genomen bedroeg dus de reserve ruim 6.2%
van de verplichtingen.
Deze 6.2% is het gemiddelde, want er zijn boeren
leenbanken die geen reserve hebben en andere die veel
meer hebben dan 6.2%. Zoo is er eene Boerenleenbank,
die 360.000 aan spaargelden heeft en eene reserve be
zit vAn 56.300 plus 1500 erbij te voegen winst over
1933 dus te zamen 57.800.
Dat beteekent dus eene reserve van ruim 16%.
Deze boerenleenbank had op 31 December 1922 eene
reserve van 8.2% in verhouding tot hare verplichtingen.
Eene andere Boerenleenbank, die 224.000 aan spaar
gelden en ontvangsten in loopende rekening heeft, be
zit eene Reserve van 27.200 plus 400 erbij te voegen
winst over 1933 dus te zamen 27.600.
Dit beteekent dus eene reserve van ruim 12%.