3399
dat geen verdere stortingen in dit Fonds noodig zijn,
hebben we reeds besproken in het vorig nummer
bl. 3366.
Hët is wenschelijk er nog aan toe te voegen, hoe men
in Duitschland, de bakermat der Raiffeisenbanken, over
de hoogte der Reservefondsen dacht.
Bij de Duitsche Boerenleenbanken is ieder lid ver
plicht, naast en behalve de onbeperkte aansprakelijk
heid, deel te nemen in een aandeelenkapitaal. De groot
te van deze deelname was zeer verschillend, maar de
leiders der Raiffeisenbeweging drongen er op aan, dat
ieder lid voor 500 Mark of 300 gulden in dit aandeelen
kapitaal zouden deelnemen O- Eene Boerenleenbank
met 100 leden beschikte dan over een aandeelenkapi
taal van 100 X 300.— of 30.000. Werd de Boerenleen
bank grooter, dat wil zeggen, nam het bedrag aan spaar
gelden zeer toe, dan werd ook aangedrongen op ver
hooging van dit aandeelenkapitaal. De leden behoefden
dit aandeel niet terstond te storten, maar telken jare
werd de rente bijgeschreven, en eene storting gedaan,
totdat het bedrag ten volle bereikt was.
Behalve dit aandeelenkapitaal werd gezorgd voor een
Reservefonds; en volgens den Directeur der Centrale
Boerenleenbank in Posen, Hallsteirt, zou men dienen te
trachten 10 percent van het geheele bedrijfskapitaal
(dus van het aandeelenkapitaal en van de inlagen in de
spaarbank) als Reservefonds te bezitten. Zelfs werd
nog aangeraden het hooger te maken
Waar wij in ons land bij de Boerenleenbanken geen
aandeelenkapitaal kennen, en het zeer moeilijk zal we
zen dit alsnog in te voeren, moeten wij erop bedacht
zijn, om de Reservefondsen des te sterker te maken.
En wij meenen niet te veel te vragen, als wij van oor
deel zijn, dat er naar moet gestreefd worden, een Re
servefonds te vormen, dat minstens eene hoogte be
reikt van 20 percent van alle verplichtingen, die eene
Boerenleenbank heeft (zie Mededeelingen no. 162,
bladz. 2033).
Generalsekretar Quabeck, Münster i. W.Masznahmen zur
Liquiderhaltung der Einzel- und Zentralgenossenschaften bl. 9.
2) Masznahmen enz. door Hallstein, bl. 100.