3383
Ook, en wel vooral in crisistijd, moet de soliditeit der
Boerenleenbanken boven allen twijfel verheven zijn, en
daarom is het van zooveel belang, dat de Besturen der
Boerenleenbanken hun best doen, om de Reserves op
peil te houden, en eventueele verliezen in te halen.
De winsten der Boerenleenbanken kunnen gewoonlijk
slechts gering zijn, omdat het verschil tusschen de
rente, die gegeven wordt voor de spaargelden en die
gevraagd wordt voor de voorschotten zoo gering is.
Maar ondanks dat, kan men in het algemeen over de
toename van het bedrag aan Reserves tevreden zijn,
zooals uit het hier volgende staatje volgt:
Op 't einde van
Reserven
1906
110.000.
1910
296.000.—
1915
616.000.—
1920
1.404.000.—
1925
3.855.000.—
1926
4.311.000.—
1927
4.728.000.—
1928
5.162.000.—
1929
5.673.000.—
1930
6.154.000.—
1931
6.781.000.—
1932
7.416.000.—
1933
7.775.000.x)
Gelijk men ziet neemt jaarlijks de reserve met onge
veer 500.000.— toe, zoodat men over dezen groei wel
tevreden mag zijn, al moet het streven er steeds op ge
richt blijven, om de Reserven onzer Boerenleenbanken
grooter en sterker te maken, wat haar vooral in dezen
crisistijd goed ter stade zal komen.
Volledigheidshalve moeten wij hier vermelden dat er
enkele Boerenleenbanken zijn, die in plaats van Reserve
een verlies te boeken hebben.
Dit cijfer is gevonden door bij de Reserve van het vorig jaar
3/4 te tellen van de winst over 1933.