3381
en Leenbanken, uitgegeven door het Centraal Bureau
voor de Statistiek, over het jaar 19331934 nagaan, dan
zien wij, dat de inlagen bij de Rijkspostspaarbank van
1931 tot pl.m. 1934 zijn opgeloopen van 439 tot 528 mil
lioen gulden, die van de bijzondere spaarbanken van 449
tot 465 millioen, terwijl in de overeenkomstige jaren de
spaarinlagen bij de Boerenleenbanken eerder lichtelijk
zijn teruggeloopen.
Het totaal der spaargelden van alle plaatselijke afdee-
lingen in Noord-Brabant bedroeg op 1 Januari 1933
36.878.096.88 en op 1 Januari 1934 36.732.630.49. Een
achteruitgang dus van 145.466.39. Houden wij reke
ning met de bijgeschreven rente, die onder bovenge
noemde cijfers begrepen is, dan blijkt, dat over 1933
ongeveer 1145.000 meer is opgenomen dan gestort.
Wij moeten voorzichtig zijn met het trekken van con
clusies, maar uit bovengenoemde cijfers blijkt wel, dat
de plattelandsbevolking, die in hoofdzaak de spaargel
den van de Boerenleenbanken produceert, relatief veel
minder tot een toename der spaargelden heeft bijgedra
gen dan de bevolkingsgroepen, die in hoofdzaak Rijks
postspaarbank en het bijzondere spaarbankwezen van
spaargelden voorzien.
De cijfers, die de heer Zeij aanhaalt uit het jaarver
slag over 1933 van de Coöp. Centrale Boerenleenbank
te Eindhoven, hebben betrekking op geheel Nederland
en niet op Noord-Brabant alleen. Zij geven de verhou
ding weer tusschen de plaatselijke boerenleenbanken en
het hoofdkantoor te Eindhoven en niet tusschen de
spaarders en de boerenleenbank. Deze cijfers zijn dus
weinig geschikt om daaruit conclusies te trekken be
treffende de welgesteldheid der leden. Het is heel goed
mogelijk, dat een plaatselijke bank haar spaargelden
ziet verminderen, terwijl haar tegoed bij het hoofdkan
toor vermeerdert. Dit toch kan veroorzaakt worden
door mutaties in haar overige bezittingen.
Wat betreft de toename van spaargelden te Veghel
en Lieshout dient te worden opgemerkt, dat ook niet-
leden een spaarbankboekje kunnen hebben bij de Boe
renleenbank. Door de Boerenleenbank te Veghel met