3387
op een totaal
percentage van
export van:
den landbouw
1928
755.481
1.986.185
38.—
1929
711.987
1.989.431
35.8
1930
615.835
1.718.880
35.8
1931
506.646
1.311.814
38.4
1932
341.514
836.422
40.8
1933
270.617
722.907
37.4
1934
267.946
708.517
36.4
Als men nu weet dat de laatste jaren hiertegenover 'n
invoer aan akkerbouwproducten en veevoeder de
.grondstoffen" van den landbouw staat van tusschen
100 en 200 millioen, zoodat altijd nog zeker een even
groot bedrag als netto-export overblijft en als men
weet, dat onze totale handelsbalans in den goeden tijd
een invoercijfer van bijna een milliard en thans een van
nóg bijna 300 millioen hooger dan dat van den uitvoer
vertoont, dat dus onze industrie veel en veel meer uit
het buitenland betrekt, dan.zij aan het buitenland le
vert, dan krijgt men eenigen indruk van de groote be-
teekenis die het behoud van den landbouw voor ons
bedrijfsleven in zijn geheel toekomt.
Men kan welhaast dit zeggen:
Onze industrie die betrekkelijk weinig op export
is ingesteld krijgt een groot deel van haar grond
stoffen van den landbouw of betaalt ze in het buiten
land met de producten van onze boeren.
Dat klinkt eenigszins anders dan het advies van de
Rotterdamsche Kamer van Koophandel, die óók de
handelsbalans van onze landbouwproducten passief
wilde maken. (De Tijd.)
De economische beteekenis der ontginningen»
Wij lezen in het Maandschrift van het Centraal Bu
reau voor de Statistiek:
In een proefschrift van B. de Hoogh wordt de econo
mische beteekenis der ontginningen in ons land o.m. als
volgt in het licht gesteld.