3347
heid der leden volkomen blijft gewaarborgd, o.a. aan
de volgende punten voldoende aandacht wordt ge
schonken:
a. voor de continuïteit van het landbouwcrediet, naar
den aard van zijn organisatie en economisch be
schouwd is het gewenscht, dat het meerendeel der
middelen der plaatselijke boerenleenbanken in feite
spaargelden vertegenwoordigen en niet voor een te
groot gedeelte uit zeer tijdelijk beschikbare, overtol
lige kasgelden van rekeninghouders bestaan, welke
laatste middelen naar hun aard zeer vluchtig zijn,
terwijl de feitelijke spaargelden een veel meer sta
biel karakter vertoonen.
b. de juridisch beschouwd met kort geld gefinan
cierde plaatselijke boerenleenbanken onthouden zich
in nog sterkere mate dan voorheen van het verstrek
ken van langloopende grondcredieten, ook al zijn
dergelijke uitleeningen juridisch te allen tijde op-
eischbaar en beperken zich meer tot bedrijfscre-
dieten.
c. bij het toestaan van nieuwe uitleeningen dient
scherp te worden gediscrimineerd. Hierbij is een
vergaand toezicht van de Centrales gewenscht; al
kan dit toezicht niet steeds preventief worden uit
geoefend wanneer het betreft uitleeningen waartoe
de plaatselijke boerenleenbank autonoom bevoegd
is, zoo kan het toch repressief worden uitgeoefend
in den vorm van eene richting gevende opvoedende
critiek.
d. versterking van de dekking voor bestaande uitlee
ningen zoo mogelijk door het verkrijgen van zake
lijke zekerheid, zulks in verband met de algemeene
daling der waarden en ter bescherming van den
debiteur tegen overbelasting.
e. het is gewenscht, dat eene strenge likwiditeitspoli-
tiek wordt gevoerd, waarbij met het spaarkarakter
der middelen kan worden rekening gehouden. In het
kader dezer likwiditeitspolitiek moet de Centrale
niet enkel als tijdelijke boezem, doch tevens als per
manent reservoir van middelen fungeeren.