3301
Maart 1935 afgevaardigd, waarbij de Minister aan de
hand der bevoegdheden, die hem door de Landbouw-
crisiswet worden verleend, de toekomstige gebruikers
van krachtens executorialen titel of wegens faillissement
verkochte eigendommen van hypothecaire debiteuren
van het lidmaatschap der crisisorganisatie kan uit
sluiten, in die gevallen, waarin de schuldeischer bij de
gebruikmaking van zijn executierecht de redelijkheid
niet in acht heeft genomen. Wij zijn ik herhaal het
niet in extase voor dezen maatregel, ofschoon de minder
fraaie rechtsfiguur, die er aan ten grondslag ligt goed
deels wordt gerechtvaardigd door de omstandigheden en
door de in het uitzicht gestelde wettelijke regeling, die bij
wijze van overgangsmaatregel een dergelijke eigenmach
tig ingrijpen schier onvermijdelijk maakte. Wij waardee-
ren evenwel de bedoeling, die aan den maatregel ten
grondslag ligt n.1. te voorkomen, dat het platteland door
niet noodzakelijke executies, waarbij eerder van misbruik
van crediteurenrecht sprake is, dan van een normale
uitoefening van crediteurenrechten, wordt geplunderd.
Wij waardeeren dit juist omdat wij het als de taak der
Overheid zien om zooveel mogelijk den zelfstandigen
boeren- en tuindersstand als geheel te behouden en de
zwakken, die het slachtoffer dreigen te worden van de
abnormale tijdsomstandigheden, voor een ontijdigen
ondergang te behoeden.
Ook op het gebied van het schuldenvraagstuk en in
ruimeren zin van de vaste lasten, moet naar mijne mee
ning de stelregel gelden, dat de Overheid zich niet in
een gedetailleerd ingrijpen in privaatrechtelijke en cre-
dietverhoudingen dient te begeven. Wenscht de regee
ring op een dergelijke wijze schuldregelend te gaan
optreden, zoo kan zij beter tot een algemeenen mone-
tairen maatregel overgaan, dan het credietverkeer door
detailvoorschriften te ondermijnen en onmogelijk te
maken. Ik ben het in dit opzicht geheel eens met de uit
lating van Oud-Minister De Geer in de Tweede Kamer
wanneer hij zegt: „Sommigen zeggen: indien gij devalua
tie wilt vermijden dan moet gij tot aantasting van het
credietwezen komen. Ik antwoord daarop aldus Mi-