3279
het jaar dus, waarover geen hypotheekrente is be
taald met een winst van circa 2600, gelijk de eerste
hypotheekhoudster zich dan ook reeds had beklaagd,
dat haar onderpand in 1934 door X feitelijk gratis is
gebruikt om andere crediteuren te betalen;
„dat uit het vorenstaande volgt, dat X niet aanne
melijk heeft gemaakt, dat het in verband met de heer-
schende buitengewone omstandigheden is, dat hij niet
in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen, doch bo
vendien dat wat daarvan zij inwilliging van het
verzoek onredelijk zou zijn, nu deze inwilliging in ver
band met den inmiddels reeds en begrijpelijkerwijs
plaats gehad hebbenden verkoop alleen de eerste hy
potheekhoudster zou treffen, die echter na dien ver
koop blijk heeft gegeven van een bereidheid tot een
voor den schuldenaar gunstige regeling, welke slechts
om buiten de schuldeischeres liggende redenen geen
voortgang heeft kunnen hebben;
„Gezien art. 4 lid 3 en artikel 5 van het Kon. besluit
van 12 Maart 1935 S 107: wijst het verzoek af."
Hypotheek en faillissement.
Zware straf op verzuim van executie
Zeven honderd gulden schade
Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht.
Dat men zich dus spiegele aan het voorbeeld van die
Boerenleenbank, die verzuimde om bij faillissement van
een harer hypothecaire schuldenaren tot executie over
te gaan. Men weet, dat de faillissements-wet den curator
voorschrijft om alle bezittingen (een paar uitzonderin
gen van weinig beteekenis daargelaten) van den faillie
ten schuldenaar te gelde te maken. Onder die bezittin
gen vallen ook de onroerende goederen. De wet geeft
echter den eersten hypothecairen schuldeischer de be
voegdheid om zelf te verkoopen; maakt hij van die be
voegdheid gebruik (wat mogelijk is tot een maand na
de verificatie-vergadering), dan kan hij zich direct uit