toch wel bedoeld zijn als eene aanvulling van het parti
culier initiatief.
Toen zij in 1881 werd opgericht, waren er in de meeste
gemeenten geen particuliere spaarbanken, zoodat zij
destijds in eene groote behoefte voorzag, en uitstekend
werk verrichtte, wijl onwillekeurig spaargelegenheden
het sparen bevorderen.
Maar de Rijkspostspaarbank kon niet de rol vervullen,
die de Boerenleenbanken vanaf hare oprichting, als hare
taak beschouwden, n.1. het verleenen van voorschotten.
Bij de propaganda voor de Boerenleenbanken werd
in de eerste jaren dan ook steeds gezegd, dat de Rijks
postspaarbank wel gelden aannam, maar niet uitleende
aan de landelijke bevolking; dat lag niet op haar weg.
Maar wilden de Boerenleenbanken hare taak als voor
schotbanken vervullen, dan moesten zij over geld be
schikken.
Daarom werd er propaganda gemaakt voor de Boe
renleenbanken als spaarbanken. En men weet, met groot
succes.
Bij deze propaganda werd gebruik gemaakt van de
cijfers, die destijds in het Verslag der Rijkspostspaar
bank werden openbaar gemaakt; toen stonden in het
Verslag de inlagen, terugbetalingen en het saldo-tegoed
van ieder kantoor afzonderlijk. En de propagandisten
voor de Boerenleenbanken maakten van deze gegevens
een dankbaar gebruik, om tegen de bewoners eener ge
meente te zeggen: in de Rijkspostspaarbank hier ter
plaatse zijn zoovele duizenden guldens ingelegd, maar
als iemand bij deze instelling zou komen om een voor
schot, dan zal de postambtenaar moeten zeggen: „voor
schotten geven ligt niet op den weg der Rijkspostspaar
bank". En dan kwam eene opwekking om het geld naar
de Boerenleenbank te brengen.
Maar.... toen de propagandisten enkele jaren van
deze gegevens gebruik gemaakt hadden, verdwenen zij
uit het Verslag en tot den dag van heden zijn zij ver
dwenen gebleven.
Waarom? wij weten het niet, maar opmerkelijk is het
zeker.
3163