3143
in 1933 nog iets toe en bedroegen ultimo 1933
fr. 1.638.000.000.—.
De toestand der Duitsche landbouwcredietcoöperaties
is veel ongunstiger. De vermindering der vreemde mid
delen bedroeg in de periode van 30 Juni 193130 Juni
1932 voor de landbouwcredietinstellingen \5Vz7o, voor
de Sparkassen 13.7%, voor de coöperatieve midden-
standsbanken 20% en voor de Konsumvereine 31.8%.
De afname der deposito's was bij de landbouwbanken
in Oost-Düitschland grooter dan in West-Duitschland.
Opmerkelijk is de groote vermindering bij de coöpera
ties met beperkte aansprakelijkheid; de Raiffeisenban
ken met de onbeperkte aansprakelijkheid genoten meer
vertrouwen. De uitbetalingen aan spaarders der Raiffei-
senbanken bedroegen in deze periode circa 300 millioen
Mark, die geheel uit eigen liquide middelen voldaan
konden worden. De liquiditeitspositie der Duitsche Raif-
feisenbanken was medio 1932 evenwel zeer ongunstig:
verdere belangrijke uitbetalingen werden zonder hulp
van de Preussenkasse niet mogelijk geacht. (Vgl. Dr.
Horst Winkler Die landwirtschaftlichen Kreditgenos-
senschaften und Ihre Einlagen Verluste seit der Kre-
ditkrise 1931, Die Bank 1933 Heft I).
Over de liquiditeit en de zorg voor eene solide en
rendabele belegging wordt terecht gezegd, dat hiervoor
de volle aandacht van de leiders der Centrale Banken
gevraagd werd, vooral in de crisisjaren.
Herhaaldelijk werd op de jaarvergaderingen bij de
bestuurders der locale banken erop aangedrongen de uit
staande credieten geleidelijk in te krimpen en bij de ver
leening van nieuwe credieten zich te beperken tot be-
drijfscredieten en hiervoor ruime waarborg te eischen.
Verhouding der Centrale Banken
tot de Nederlandsche Bank en
de grootbanken.
Reeds eerder werd geconstateerd, dat de oprichting
der boerenleenbanken heeft voorzien in een werkelijke
behoefte ter bevrediging van het door den landbouw
benoodigde bedrijfscrediet, aangezien noch andere groe-