ten en tweedens voor alle credieten in loopende reke ning ongeacht hun looptijd en dekking, indien het be drag de 2000 te boven ging. Door eenige boerenleenbanken werd dit artikel ech ter anders uitgelegd, en wel zóó, dat toestemming en kel nooaig was, als het een crediet in loopende reke ning betrof met hypothecaire dekking. Daarom is in April 1934 door het Bestuur der Cen trale Boerenleenbank uitdrukkelijk verklaard, dat alle credieten in loopende rekening, tot een gezamenlijk bedrag van meer dan 2000.aan één persoon gege ven, behoort tot de gewichtige verbintenissen, bedoeld in art. 8 sub 4 der statuten der Centrale Boerenleen bank, zoodat voortaan de voorafgaande goedkeuring van het Bestuur der Centrale Bank hiervoor noodig is. (Zie Meded. bl. 3042). In de Algemeene Vergadering van den 28 Mei 1934 is dit besluit van het Bestuur door de Algemeene Ver gadering bekrachtigd. Art. 49. Het Bestuur geeft de voorschotten en credieten in loopende rekening met inachtneming der vol gende bepalingen: 8e. dat voorschotten en credieten in loopende rekening aan Vereenigingen, ongeacht hun loop tijd en bedrag, niet mogen gegeven worden zonder de goedkeuring van het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank. Tot leden van de Boerenleenbank kunnen, behalve physieke personen ook vereenigingen aangenomen wor den, zooals blijkt uit Art. 3 sub 3 der Statuten: „Rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen, ten „bate van den landbouw opgericht, kunnen als gewone „leden tot de Boerenleenbank worden toegelaten." Aan Vereenigingen, die aan evengenoemde bepalin gen voldoen, kunnen voorschotten en credieten in loo pende rekening gegeven worden, doch slechts enkel on der voorwaarden, dat het Bestuur der Centrale Bank 3122

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1934 | | pagina 2