3108
Wanneer een bestuurslid een voorschot of een crediet
in loopende rekening aanvraagt, is het voor de andere
leden van het Bestuur soms zeer moeilijk om daarin
eene beslissing te nemen.
Vooral is zulks het geval bij kleinere Boerenleenban
ken, waar soms slechts drie bestuursleden zijn.
Voor de onderlinge verhouding onder de bestuurs
leden is het wenschelijk, dat het Bestuur niet in eerste
instantie de beslissing heeft.
Bij gewone aanvragen moet eerst het Bestuur beslis
sen en dan wordt zoo noodig de goedkeuring ge
vraagd van den Raad van Toezicht.
Bij de aanvrage van een bestuurslid komt deze eerst
bij den Raad van Toezicht.
Indien de Raad van Toezicht zijne goedkeuring niet
hecht aan deze aanvrage, is de zaak uit; dan kan het
Bestuur deze niet meer toestaan.
Maar als de Raad van Toezicht zegt geen bezwaar
tegen het toestaan der aanvrage van een bestuurslid te
hebben, dan kan het Bestuur deze aanvrage toestaan,
maar is daartoe niet verplicht, wijl het Bestuur in volle
vrijheid kan oordeelen, of het wenschelijk is de aanvrage
in te willigen of niet. Wel zal het Bestuur in de goedkeu
ring van den Raad van Toezicht eene aansporing heb
ben om de aanvrage toe te staan, maar zijn vrijheid
om al dan niet toe te staan, blijft ongerept.
Hetzelfde geldt voor het geval, dat een bestuurslid
borg wil blijven.
In het algemeen gesproken is het wenschelijk, dat noch
een lid van het Bestuur noch een lid van den Raad van
Toezicht borg blijft voor een voorschot of voor een cre
diet in loopende rekening bij de Boerenleenbank geno
men; maar bij uitzonderingsgevallen moet de Raad van
Toezicht te voren goedkeuring geven, alvorens het Be
stuur over het toelaten van een bestuurslid als borg
beslist.
Art. 49.
Het Bestuur geeft de voorschotten en credieten
in loopende rekening met inachtneming der vol
gende bepalingen: