3116 bezit als onderpand voor een crediet kunnen dienen! Hieraan zij echter dadelijk toegevoegd, dat de erfboer voor vele doeleinden, waarvoor hij vroeger crediet noo- dig had, thans geen geld meer noodig heeft. Het verdee- len van een erfgoed tusschen de erven, hetgeen uiteraard veelal neerkwam op het koopen van de versnipperde deelen van het erfgoed door één of meer erven, waar voor dus kapitaal noodig was, is voortaan uitgesloten en ook het koopen van boerderijen zal uitzondering zijn. De consequentie hiervan is, dat drie vierde van de fac toren, die de voorwaarden voor de hypothecaire cre- dietgeving vormden, is weggenomen. Heeft een boer in de toekomst toch crediet noodig, dan zal dit zuiver een persoonlijk crediet zijn, waarvan rente en aflossing uit zijn loopende inkomsten zullen moeten worden gedekt. Alleen bodemverbeteringen zal de boer ook in de toe komst niet uit eigen middelen kunnen bestrijden of met een persoonlijk crediet kunnen financieren. Voor zoover dan niet de vrijwillige arbeidsdienst inspringt, zullen de verbeteringen op langen termijn moeten worden gefinan cierd, daar het voordeel van deze verbeteringen eerst op den duur in klinkende munt kan worden omgezet. Voor zulke credieten zal men dan een anderen vorm moeten kiezen dan den hypothecairen. Daarvoor zou in de eerste plaats een solidaire aansprakelijkheid der erf- boeren van een bepaald district of van een grootere administratie eenheid in aanmerking komen, dus een soort coöperatief crediet. Met de nieuwe wet tot regeling van het boerenerf- recht is slechts een begin gemaakt met de toepassing van het nieuwe Duitsche grondrecht. Men kan een soort gelijke „bescherming der debiteuren" voor het grond bezit der boeren, waarvoor het erfrecht niet geldt, als ook voor het stedelijke grondbezit, verwachten. Voor de gepachte landbouwbedrijven is reeds door een bijzon dere verordening de nieuwe wet, die ons tot deze be spreking aanleiding gaf, van kracht verklaard.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1934 | | pagina 12