3101
conglomeraat van ideale staatsburgers, als steun voor
troon en altaar beschouwd. En al heeft ons land zich in
industrieele richting ontwikkeld en zal het zich op dien
weg moeten blijven ontwikkelen, toch blijven landbouw,
veehouderij en tuinbouw voor zijn welvaart en volks
kracht van beslissende beteekenis.
Landbouw mag niet aan zijn
lot worden overgelaten.
Het is daarom onbestaanbaar, dat in tijden als deze
de landbouw aan zijn lot kan worden overgelaten. Niet
één land durft een dergelijk experiment aan. Engeland
kan landbouwproducenten uit zijn Dominions invoeren,
zooveel het wil. Sinds de conferentie van Ottawa zijn
de economische banden tusschen de verschillende onder
deden van het Britsch empire zoodanig versterkt, dat
men kan spreken van een Britsch wereldrijk, dat tegen
over de „foreigner" een eenheid vormt. Toch doet En
geland bovenmenschelijke pogingen om zijn sedert ge
slachten verwaarloosden landbouw er weer boven op
te brengen. Stap voor stap wordt de agrarische invoer
teruggedrongen, zeer tot onze schade. In enkele jaren
is ten koste van ontzaggelijke kapitalen een eigen suiker
industrie gesticht. De suikerbietencultuur wordt nog
steeds gesteund met groote subsidies, hoewel men de
benoodigde suiker veel goedkooper van de vrije markt
kan betrekken. Het doel is duidelijk: men wil den land
bouw in Engeland uit zijn verval opheffen en men be
seft, dat dit het best gaat door het steunen van inten
sieve akkerbouwcultures. Daardoor ontstaat op het
platteland meer werkgelegenheid en de mogelijkheid,
het vrijwel constant blijvend aantal werkloozen in de
steden door plaatsing op het platteland te verminderen.
Zoo kan ook weer een beter evenwicht ontstaan in de
Engelsche samenleving. Dat vóór de crisis nog geen 8%
van de in Engelsche bedrijven werkzame personen in
den landbouw werkte, toont duidelijk, dat het evenwicht
bedenkelijk naar industrieele zijde was verschoven.
Ons land mag zich gelukkig prijzen, dat nog 20% van