3042
Eindhoven, April 1934.
Aan onze aangesloten Boerenleenbanken.
L. S.
Wij deelen U mede, dat ons Bestuur besloten heeft,
dat voor het verstrekken van credieten in loopende re
kening door onze plaatselijke Boerenleenbanken tot een
gezamenlijk bedrag van meer dan 2000.ongeacht
looptijd of dekking, voortaan de voorafgaande goed
keuring van het Bestuur der Centrale Bank noodig is.
Deze credietverstrekkingen zullen, om redenen als
hierna vermeld, voortaan vallen onder het begrip van
gewichtige verbintenissen bedoeld bij artikel 8 sub 4
der statuten onzer Centrale Bank.
Ons Bestuur is tot dit besluit gekomen, daar in de
praktijk gebleken is, dat ten aanzien van de uitlegging
der bepaling van artikel 49 sub 7 van de model-statuten
der plaatselijke Boerenleenbanken verschil van meening
bestond. Dit artikel luidt als volgt:
„7°. dat hypothecaire voorschotten en credieten
in loopende rekening, ongeacht hun looptijd, niet
gegeven mogen worden zonder de goedkeuring van
het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boeren
leenbank, indien zij het bedrag van tweeduizend
gulden te boven gaan."
De bedoeling van dit artikel 49 sub 7 is, om alle cre
dieten in loopende rekening, ongeacht hun looptijd en
dekking aan de goedkeuring der Centrale Bank te on
derwerpen.
Doordat de hiervoor weergegeven redactie tevens
spreekt van hypothecaire voorschotten, waren er som
mige banken, die het artikel hebben gelezen alsof voor
de credieten in loopende rekening slechts voor door
hypotheek gedekte credieten deze goedkeuring werd
vereischt en niet voor geldverstrekkingen in den vorm
van loopende rekening met andere dan hypothecaire
dekking.
Dit nu is onjuist en in de praktijk is gebleken dat