2966
met den besten wil, niet aan zijne verplichtingen kan
voldoen; ja het kan zelfs gebeuren dat grove nalatigheid
of onwil de oorzaak hiervan is.
Wanneer de schuldenaar bij het Bestuur der Boeren
leenbank om uitstel komt vragen, en het Bestuur van
meening is, dat hem dit uitstel kan verleend worden,
dan dient het Bestuur steeds den borg van dit verleende
uitstel in kennis te stellen. De borg immers moet op de
hoogte zijn van den stand der rekening van dengene,
waarvoor hij borg is gebleven. Men late dan, zooals
bekend, formulier 14 teekenen.
En zou de schuldenaar, zonder uitstel te vragen, een
voudig in gebreke blijven om rente of aflossing te be
talen, dan zeker zal de borg op de hoogte moeten
gebracht worden van den toestand. De borg kan dan
tijdig maatregelen nemen, om den schuldenaar tot be
taling bij de Boerenleenbank te brengen.
Wordt de borg steeds tijdig verwittigd, dan zal er
nooit eenige moeilijkheid kunnen ontstaan tusschen het
Bestuur en de borgen.
Maar wanneer de borgen niet, of niet tijdig zijn ge
waarschuwd, dan zullen zij deze handelwijze aan het
Bestuur kwalijk nemen, en terecht.
Want als men, nadat men jaren niets van zijne borg
stelling gehoord heeft, plotseling de aanmaning krijgt
om te betalen, wijl de schuldenaar daartoe niet meer bij
machte is, en er zou blijken, dat de achterstand al van
ouden datum is, dan is de borg wel verplicht te betalen,
maar hij krijgt toch het gevoel, dat dit niet noodig zou
geweest zijn, indien hij tijdig was gewaarschuwd.
Men zou kunnen opmerken dat een borg zelf zich had
kunnen vergewissen, of de schuldenaar zijn verplichtin
gen geregeld nakomt; maar de meeste borgen nemen
aan, dat zulks gebeurt, zoolang zij niets van het Bestuur
der Bank vernemen. En daarom dringen wij nogmaals
op bijzondere wijze erop aan, dat de borgen geregeld op
de hoogte worden gehouden van den stand der zaken
van dengene, voor wien hij borg is gebleven, zoodra deze
schuldenaar zijne verplichting niet nakomt, of wanneer
hem door het Bestuur uitstel van betaling is verleend.