2956 en Limburg, ofschoon hier de verschillen minder groot zijn. In Zuid-Holland zijn de percentages voor de eige naren en pachters vrijwel gelijk. De activa der eigenaren zijn in het jaar 1 Mei 1932 1 Mei 1933 sterker gedaald dan die der pachters; de passiva zijn voor beide groepen vrijwel gelijk gebleven. Geconcludeerd mag worden, dat de stijging van den schuldenlast wordt veroorzaakt door de daling van de activa. Het gemiddeld zuiver vermogen van de eigenaren en de pachters is in genoemd jaar belangrijk gedaald. In het zeekleigebied komt naar verhouding een grooter aantal bedrijven in de groepen met den zwaarsten hy- pothecairen schuldenlast voor; daarna volgen de weide streken, terwijl van de bedrijven in het zandgebied rela tief weinig in de groepen met hooge percentages voor komen. Daar de resultaten, welke door de verschillende bere keningen tot uiting komen, steeds in dezelfde richting wijzen, schijnt de conclusie gewettigd, dat de verkregen cijfers een bruikbaar beeld van den werkelijken toestand geven. Geheel nauwkeurig kan dit beeld uiteraard niet zijn, daar de gecontroleerde bedrijven in oppervlakte en verdeeling van den bestaanden toestand afwijken. Aan het rapport is een aantal kaarten en grafieken toegevoegd. (De Tijd). Statistiek van het sparen in Nederland. Aan de statistiek der spaar- en leenbanken, uitgege ven door het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt, dat het totaal te-goed van alle spaargelden, ondanks de crisis is tóegenomen. In deze statistiek zijn onder den naam van „Bijzondere Spaarbanken" begrepen de Boerenleenbanken, de Nuts- spaarbanken en alle andere gemeentelijke of particuliere spaarbanken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1933 | | pagina 10