2934 De ondervinding heeft ons bewezen, dat in vele ge vallen de huidige maxima gevoeglijk tot de helft of daaromtrent teruggebracht kunnen worden en dat bij zulke verlaging de Banken niet alleen opperbest aan haar bestemming kunnen blijven voldoen, doch ook erbij welvaren. Wanneer de Beheerders het zich tot een gewoonte maken om, ter beoordeeling van een voorschot of cre- diet, van den aanvrager een gespecificeerde opgaaf te verlangen (wat noodzakelijk en hun plicht is): waarvoor hij de gelden noodig heeft, dan zal het niet zelden blijken, dat het verlangde bedrag óf te groot is in ver houding tot den omvang van zijn boerenbedrijf, óf mis schien bestemd is voor iets anders dan tot werkelijke verbetering of instandhouding van het bedrijf (welk laatste alleen het doel der uitleeningen behoort te zijn). Wij dringen er daarom bij de plaatselijke Beheerders op aan: dat zij verlaging der maxima in Art. 7, 3° en 4° ernstig zullen overwegen en diensvolgens aan hun eerst volgende Algemeene Vergadering het voorstel zullen doen. Van het besluit dier Vergadering gelieve men onze Centrale Bank kennis te geven. Nog merken wij op: dat verlaging der bedoelde maxi ma geen automatische verlaging van vroeger verleende voorschotten en credieten teweeg brengt. Natuurlijk kunnen de Beheerders, wanneer zij het noodig achten, vroeger toegestane voorschotten en credieten verlagen of zelfs geheel intrekken; want de betreffende contrac ten geven hun daartoe de bevoegdheid. Het zal dan ook zeker noodig zijn, dat de Beheerders onzer Banken ook de reeds verleende voorschotten en credieten nader be zien in verband met de huidige tijdsomstandigheden. De komende maanden, waarin toch alle uitleeningen stuk voor stuk de revue zullen moeten passeeren, bieden daarvoor vanzelf de gelegenheid.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1933 | | pagina 4