2923
banken. Ten aanzien van zijn opmerking over de beleg
gingen der Rijkspostspaarbank, die ook de spaarduiten
van alle plattelanders onder zich heeft, moet spr. op
merken dat deze maar een zeer klein percentage van die
spaarduiten heeft belegd in landelijke hypotheken. Mis
schien is zij op dit oogenblik daarmee wel heel erg in
haar sas.
Dr. van Rijn zeide, dat verhooging van de producten-
prijzen de moeilijkheid der rentebetaling zou oplossen.
Dat is ook sprekers overtuiging. Wij moeten blijven
aandringen op het mogelijk maken van de bestrijding
van de lasten uit de opbrengst van het bedrijf. Dan zal
de quaestie der rentebetaling weinig moeilijkheden op
leveren. Wat het aanpassen van de hoofdsom aangaat,
daarover maakt spr. zich echter geen illusies.
Spr. gaat niet zoo ver als Mr. van der Deure, die zeide:
gij vecht voor een verloren zaak; als gij de verliezen op
effecten geleden aanvaardt, moet gij dat ook doen ten
aanzien van de hypotheken. Maar men moet toch beden
ken, dat deze laatste zijn gegeven met overwaarde, dik
wijls met groote overwaarde. Het maakt verschil of men
te doen heeft met hypotheken op bedrijven, die nog
eenige overwaarde hebben, dan wel met bedrijven, die
voor 100% zijn belast. Men is er daarom niet mee af,
te zeggen: hypotheken zijn een fictief bezit geworden
en dat men daarom de afschrijving maar moet accep
teeren.
Spr. ziet de zaak zóó, dat de lijn is geloopen diep naar
omlaag, maar dat wij niet zullen blijven op dat laagste
punt. Wij zullen terugkomen op een hooger punt, al zal
dat niet zoo hoog zijn als in de jaren 19201924. Nu
moet men niet de zaken liquideeren als men op het
laagste punt is, want dan zou men allicht straks zeggen:
wij zijn dom geweest.
Dr. van Rijn heeft ook gezegd, als gij de middelen
voor de Rijksvoorschotbank gaat zoeken bij de Rijks
fondsen, dan verplaatst gij de moeilijkheid. Maar ook is
juist, dat als de Rijksvoorschotbank op die wijze op
solide basis wordt opgezet, zij zal kunnen uitgroeien tot
een gezond bedrijf, dat zelf een beroep op de kapitaal-