2911
hadden doen uitspreken. Twee boeren, die in twee jaar
niets of bijna niets hadden betaald, zijn niet geëxecu
teerd, doch hebben in onderling overleg hun plaatsen
aan den hypotheekhouder verkocht voor de huidige ge
schatte waarde. Zij bleven als pachter op hun bedrijf.
Indien echter de belangen van de geldgevers executie
noodzakelijk maken, mag geen executieverbod zulks be
letten.
Z.i. zou een wettelijke regeling te dien opzichte dan
ook zóódanig moeten zijn, dat de rechtbank in bijzon
dere gevallen uitstel kan verleenen van opzegging en
executie.
De geldgever, die ondanks waardedading van het on
derpand, niet tot opzegging der hypotheek overging,
heeft thans een groot risico op zich genomen; het zou
daarom onbillijk zijn hem thans nog door een executie
verbod te dwingen een valuta-risico voor zijn rekening
te nemen. Een rechtbank die een executieverbod uit
spreekt of uitstel toestaat, zou, naar het oordeel van
den heer Engelberts op verlangen van den geldgever
moeten toestaan dat dan ook aan de hypotheek een
z.g. goudwaarde-clausule wordt verbonden, d.w.z. ccn
clausule, die het risico der valuta-daling over partijen
verdeelt.
Zich in het algemeen met de door Mr. Dubois voor
gedragen maatregelen wel kunnende vereenigen zegt de
heer Engelberts ten slotte:
,Het hypotheekwezen heeft zich hier te lande zeer
ontwikkeld als een gemakkelijke credietverleening ten
bate van den landbouw en als een rustig bezit voor den
geldgever.
In de toekomst moet dit zoo blijven.
De hypotheekboer, die thans krasse maatregelen
eischt ten laste van den hypotheekhouder, is kortzich
tig; ter bevordering van een tijdelijk herstel, vergiftigt
hij 'het credietwezen en mitsdien het toekomstig belang
van den landbouw. Hij pleegt roofbouw, waardoor toe
komstige oogsten worden in de waagschaal gebracht.
Hij schendt het zoo noodige vertrouwen, dat juist in