2910
Debat over de inleiding van Mr. Dubois
over het vraagstuk der Hypotheekboeren
Op de inleiding van Mr. Dubois volgde een vrij uit
voerige gedachtenwisseling.
In de eerste plaats werd een uitvoerig schrijven van
den heer Ch. J. Engelberts, notaris te Arnhem, voorge
lezen.
Na een inleidende beschouwing over de oorzaak dei-
huidige crisis, stelde de schrijver voorop, dat bij het ne
men van maatregelen ter bestrijding der crisis, twee
hoofdvereischten zijn te stellen:
1. Bij het nemen van maatregelen ten bate eener
groep der bevolking dienen de groote belangen van een
ander deel zoo min mogelijk geschaad te worden.
2. Men neme geen maatregel, die het vertrouwen
verder schokt, waardoor het herstel wordt bemoeilijkt.
De schrijver wijst er dan verder op, dat bij een exe
cutie-verbod of rente verlaging de belangen van vele
anderen in het gedrang kunnen komen. Met name wijst
hij op de levensverzekering-maatschappijen, spaarban
ken, boerenleenbanken e.d. geen philantropische in
stellingen die veelal hypotheken als geldbelegging
hebben gekozen om hare verplichtingen jegens verze
kerden, spaarders en depositanten te kunnen nakomen,
terwijl de wetgever hypothecaire beleggingen onder
meer heeft voorgeschreven voor gelden, toebehoorende
aan minderjarigen en onder curateele gestelden, voor
wier belangen dus de wetgever ook heeft te zorgen.
Na te hebben gewezen op het gunstige resultaat, dat
bij minnelijk overleg is verkregen ten aanzien van de
vermindering van pacht, zonder dat daarbij een beroep
op de crisis-pachtcommissies behoefde te worden ge
daan, zegt de heer Engelberts, dat, ofschoon hij in zijn
administratie een groot aantal hypotheken op boeren
plaatsen in verschillende deelen van het land heeft, het
met de executie nogal kalm is toegegaan. Slechts twee
maal is geëxecuteerd, éémaal een boerenplaats en een
maal een griendbedrijf. In beide gevallen moest geëxe
cuteerd worden, omdat andere crediteuren faillissement