2888
teneinde uitstel te verkrijgen. Tegelijkertijd zal het dan
echter ook noodzakelijk zijn, om voor de gevallen, waar
in het aldus onmogelijk zou worden gemaakt tot afwik
keling van uitstaande hypothecaire vorderingen over te
gaan en daardoor groot nadeel in het maatschappelijk
verkeer wordt veroorzaakt, een regeling te treffen,
waardoor gereede terugbetaling, althans ten deele, aan
den hypothecairen crediteur, die daarvoor in aanmer
king komt, wordt verzekerd.
Waar de bedoelde opschorting van executie slechts
van zeer tijdelijken aard mag zijn, is in dezen gedachten-
gang een voldoende grond tot uitwinning eener hypo
thecaire vordering slechts aanwezig te achten, indien
door het uitsluiten der mogelijkheid van executie het
normale betalingsverkeer in ernstige mate zou worden
gestoord. Dit zou het geval zijn, als de hypothecaire
schuldeischer tengevolge van de niet-betaling door zijn
hypothecairen schuldenaar in de onmogelijkheid zou
worden gebracht, om aan die verplichtingen te voldoen,
die onmiddellijk of op korten termijn opeischbaar
worden.
De betreffende hypothecaire schuldeischer dient als
dan aannemelijk te maken, dat nakoming van bepaalde
verplichtingen als vorenbedoeld of handhaving eener
redelijke liquiditeit zonder afwikkeling der betreffende
hypothecaire vordering niet mogelijk of zeer bezwaar
lijk is.
Er moet m.a.w. worden voorkomen, dat in het nor
male betalingsverkeer stagnatie ontstaat, doordat hypo
thecaire schuldeischers in betalingsmoeilijkheden ge
raken, doordat zij door den te treffen maatregel in de
onmogelijkheid worden gebracht om zoo noodig te
executeeren.
In die gevallen, waarin de rechterlijke macht uitstel
der executie zou bewilligen, moet het mogelijk zijn, dat
de hypothecaire crediteur, die in de hiervoor aange
geven omstandigheden verkeert, zijn vordering noch
tans kan mobiliseeren. Dit zou geschieden door inmen
ging der Rijksvoorschotbank. Deze, van Rijkswege in