2884
Uitlegging van de Statuten der plaatselijke
Boerenleenbanken.
Art. 47.
2
Het Bestuur moet dus weten, tot welk doel het
geleende wordt gebruikt, en op dat gebruik toe
zicht houden.
De Boerenleenbanken zijn geen gewone, commercieele
voorschotbanken. Zij zijn sociale instellingen, waarbij
het vooruithelpen en het van dienst zijn van den voor
schotnemer doel en het daardoor verdiende geld middel
is om te kunnen bestaan en te kunnen werken.
Daarom is het Bestuur der Boerenleenbanken, dat uit
flinke vakmenschen bestaat, ook de raadsman van den
voorschotnemer, die zijne zaak met het Bestuur kan
bespreken, en overleggen, of de aangevraagde leening
hem voordeel zal brengen of niet.
Maar daaruit volgt vanzelf, dat het Bestuur moet
weten, tot welk doel het geleende geld zal worden ge
bruikt. Dit is, zooals men ziet, geen ongeoorloofde in
menging in het bedrijf van den voorschotnemer, maar
houdt wel degelijk verband met het doel der Boeren
leenbanken, dat de verheffing van den boerenstand
beoogt.
Wanneer een voorschot tot een bepaald doel gegeven
is, dan is het noodzakelijk gevolg hiervan, dat het Be
stuur op het gebruik van het voorschot ook toezicht
moet houden.
Dat toezicht houden beteekent geen onder-curateele
stellen van den voorschotnemer, maar een toezicht, dat
zoowel in het belang van den voorschotnemer als van
de Boerenleenbank is.
Veronderstel, dat een voorschot gegeven is om den
veestapel uit te breiden; dan is het toch zeer eenvoudig,
dat even nagegaan wordt, of die uitbreiding plaats heeft;
onder dorpsgenooten is dat spoedig genoeg bekend. Zou