2892 voor hem slechts middel tot zijn doel. Hij had immers wereldwijsheid genoeg om te weten, dat niets meer afbreuk doet aan zedelijkheid en deugd dan nood en ellende, en dat een mensch, die in slechte materieele conditie leeft meer gevaar loopt aan allerlei slechte invloeden toe te geven, dan iemand, wiens bestaan verzekerd is. Dan had hij zich tot propagandist gemaakt van het vereenigingsleven, omdat hij overtuigd was, dat hierin de beste school voor de zedelijke volma king te vinden is, wijl hierbij de zelfzucht zal wij ken voor het welzijn der vereeniging, die aan allen hulp en steun zal bieden. Natuurlijk zijn met deze vereenigingen enkel die vereenigingen bedoeld, welke Raiffeisen zich voor stelde, waarvan het doel niet op de eerste plaats was vermeerdering van geld en goed, maar van echt christelijke zelfverloochening en naastenliefde en van een offervolle hulp van de hoogere klassen en rijken ten opzichte van de zwakken en arme- ren. Als grondlegger van het landelijk vereenigingsleven werd Raiffeisen de redder van den Boerenstand. En hier moeten we den nadruk leggen zoowel op „boeren" als op „stand". Want Raiffeisen heeft bewerkt, dat de kleine boeren hun bedrijf hebben kunnen voortzetten en dat zij geen landarbeiders geworden zijn, werkende voor het „groot-kapitaal". En daardoor heeft Raiffeisen ook den „stand" gered; den stand van eenvoud en goede trouw, die in den voorspoed van den industriee- len staat dreigde verloren te gaan. In andere landen, waar het vereenigingensleven niet tot bloei kwam ziet men een achteruitgang van den boerenstand, die leidt tot het verlaten van het boeren erf en het boerenbedrijf. Slechts waar de bodem buitengewoon vruchtbaar is, bestaat de mogelijkheid om twee families erdoor te on derhouden n.1. de familie van den eigenaar en die van den pachter. In Duitschland zijn zulke gronden zeld-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1933 | | pagina 10