2858 gelden betaald worden, benevens alle onkosten van be heer. De onkosten van beheer zijn niet hoog, wijl enkel de Kassier een salaris ontvangt ter vergoeding van zijne werkzaamheden. De leden van het Bestuur en van den Raad van Toezicht ontvangen noch salaris, noch eenig deel in de winst onder welken vorm ook. Daarom is het mogelijk, dat er nog winst gemaakt wordt, n.I. het verschil tusschen de ontvangen rente en provisie en de uitgegeven rente en onkosten Deze winst wordt in het reservefonds gestort, behoudens een ge deelte, waarover de Algemeene Vergadering telken jare onder goedkeuring der Centrale Bank de beschik king heeft. Dit gedeelte bedraagt één vierde van de winst, onder voorwaarde echter, dat dit vierde niet meer is, dan 4% van het bestaande Reservefonds. Deze uitkeeringen mogen nimmer aan de individueele leden worden gegeven, maar enkel ten behoeve van doeleinden ten algemeenen nutte. Het spreekt vanzelf, dat in tijden als deze, het belang der Boerenleenbanken zelf medebrengt, dat er met groote beperking en sober heid wordt te werk gegaan, en niet meer wordt uitge keerd, dan inderdaad in het algemeen belang verant woord is. Hoe meer de reserve versterkt wordt, hoe beter. Na bovenstaande uiteenzetting zal men wel begrij pen, dat de Reservefondsen der Boerenleenbanken niet in sterke mate kunnen toenemen; maar al is het niet in sterke mate, toch groeien zij gestadig aan, zooals het hier volgend staatje aangeeft. Op t einde van Reserven 1906 1910 1915 1920 1925 1926 110.000.— 296.000.— 616.000.— 1.404.000.— 3.855.000.— 4.311.000.—

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1933 | | pagina 8