2863
tant geld, doch de kolonisatiemaatschappij neemt daar
voor een deel van de schuld over.
Voor de uitvoering der bovenstaande voorschriften
en voor de contante betaling van vorderingen zal in de
begrooting van 1940, 1941 en 1942 telkens een bedrag
van 100 Millioen Mark worden uitgetrokken. Voorloo-
pig stelt het Rijksministerie van Financiën daarvoor
een voorschot van 300 Millioen Mark in den vorm van
rentedragende schatkistbiljetten ter beschikking van
de Rentenbank-Kreditanstalt. Verder is de Deutsche
Rentenbank gemachtigd 4 pCt. schuldbrieven tot een
bedrag van 300 Millioen Mark uit te geven en ter be
schikking te stellen van de Deutsche Rentenbank-Kre
ditanstalt.
Door een „mündelsichere" hypotheek gedekte vorde
ringen, welke vóór 13 Juli 1931 ontstaan zijn, worden
in onopzegbare vorderingen omgezet, waarvan de rente
ten hoogste 4 pCt. bedraagt, met eventueel Yi pCt.
administratiekosten. De aflossing geschiedt zeer lang
zaam in gelijke termijnen. De schuldeischer kan te allen
tijde verlangen ,dat zijn vordering tegen schuldbrieven
wordt overgenomen door een pandbriefinstituut.
De landbouw is over het algemeen met de boven
staande regelingen wel tevreden, doch betreurt, dat de
eisch tot verlaging van den rentevoet tot 2 pCt. niet is
ingewilligd. Zooals reeds vroeger te dezer plaatse werd
medegedeeld, acht Minister Hugenberg de rente van
4 pCt. voor „mündelsichere" hypotheken en die van
4^2 pCt. voor andere hypotheken voor den landbouw
dragelijk, terwijl een lagere rente de mogelijkheid tot
opneming van nieuwe credieten zeer zou beperken.
Volgens een artikel in de „Kölnische Volkszeitung"
van 8 Juni 1933 is het bedrag, dat de landbouw door de
nieuwe wet aan rente spaart, indien geen kapitaals
korting plaats heeft, te berekenen op 125 millioen Mark.
(R. K. Boeren- en Tuindersstand 6 Juli 1933).