2824
wij zijn voldaan. Zeker niet ten aanzien van den tuin
bouw, die het meest had te lijden, die nog steeds het
meest in de verdrukking is en tot nu toe op beslist on
voldoende wijze werd gesteund, terwijl ten aanzien
van den landbouw de steunmaatregelen dusdanig zul
len moeten worden uitgebreid, dat de boer in staat
wordt gesteld zijn bedrijf in stand te houden en zijn
gezin zij het ook een hoogst bescheiden bestaan
te verzekeren. Verder moeten wij het nog altijd betreu
ren, dat, waar ons land een overvloed van voedings
middelen produceert, waarvan het buitenland ons den
afzet onmogelijk maakt, nochtans onze Regeering het
toelaat, dat onze markten worden overstroomd door
buitenlandsche landbouwproducten, die door voort
brengselen van eigen bodem zouden kunnen worden
vervangen. Ik weet wel, dat de overheid hierbij ook
moet letten op de belangen van andere bevolkingsgroe
pen, maar ik vraag mij toch af, of het oogenblik niet is
gekomen, dat ook in het welbegrepen belang van den
Staat zelf en van geheel ons nationale bestaan de con
serveering en versterking van het platteland met alle
middelen zal moeten worden doorgevoerd. Mijn stel
lige overtuiging is het, dat, als de werkelijk soms aan
het waanzinnige grenzende belemmeringen, die het bui
tenland aan den uitvoer uit ons land in den weg legt,
blijven voortbestaan, onze te weinig op nationaal be
houd ingestelde handelspolitiek een fundamenteele wij
ziging zal moeten ondergaan. De meer dan povere
resultaten, die de onderhandelingen met onzen belang
rijken afnemer Duitschland, wiens besten klant wij zijn,
nog onlangs hebben opgeleverd, zijn daarvoor weer een
slaand bewijs uit het allerjongst verleden. Het is te
hopen, dat de nieuwe Regeering onder handhaving van
het goede, dat haar voorgangster voor het platteland
heeft tot stand gebracht, er in zal slagen op dit zoo bui
tengewoon belangrijke punt een oplossing te verkrij
gen, en wel een oplossing die ons ten volle kan bevre
digen. Wij zijn voorstanders van den vrijhandel, doch
daarnaast moeten onze oosterburen bedenken, dat de
liefde niet van één kant kan komen. Willen zij hunne