2811
verlangen om een bepaalden beroepsstand, die zijn om
dergang te gemoet ging, te redden en daarmede de ge*
heele samenleving. Ofschoon zijne instellingen zich on*
middellijk slechts bezig hielden met den boerenstand,
zoo is hij toch van meening, dat de beginselen: daarin
neergelegd, ook bij de andere standen toepassing kun*
nen vinden, en dat daarin eene oplossing van het sociale
vraagstuk zou te vinden zijn.
Hoe ijverig Raiffeisen voor de verspreiding zijner
denkbeelden optreedt, toch blijft hij bescheiden, als de
kracht zijner organisatie zich naar buiten gaat toonen;
en bij de verdediging zijner instellingen wil hij deze
niet als de alléén juiste voorstellen, maar laat ook het
goede in de andere systemen gelden.
In den hevigen strijd, die tegen zijn systeem gevoerd
wordt, blijft hij steeds kalm en hoogstaand; geen bitter*
heid spreekt uit zijne verdediging, zelfs niet als hij de
grootste ontgoochelingen en tegenslagen ondervindt.
Ook trekt hij zich dan niet terug wegens de vele moei*
lijkheden, maar hij blijft onwankelbaar zijne ideeën
verdedigen, en doelbewust gaat hij steeds voort. Leert
hem de praktijk, dat zijne plannen moeten gewijzigd
worden, zoo gebeurt zulks met groote wilskracht, en
zoekt zijn beweeglijke geest terstond naar nieuwe vor*
men, om het zelfde doel te bereiken.
Naast veel tegenwerking en miskenning ondervond
Raiffeisen ook waardeering en steun van edele vrien*
den, en hij had de besten van zijn tijd als raadgevers.
Onder de vele trouwe vrienden en ijverige helpers
waren mannen als von der Goltz, von Rheinbaben, von
ScharlemezAlst, en vele anderen, maar bijzonder moe*
ten nog vermeld worden Vorst Wilhelm zu Wied en
Exc. Thiel, met wie hij al zijn plannen kon bespreken.
Met deze beiden stond Raiffeisen in geregeld per*
soonlijk verkeer, en beiden steunden zijn streven op de
meest ondubbelzinnige wijze, en werkten veel voor de
verbreiding zijner instellingen.
Bij het zien van zulken krachtigen vriendenkring
meende Raiffeisen te mogen vertrouwen dat zijne in*