2790
Grondcrediet is immers uit den aard der zaak meestal
een crediet, dat pas over vele jaren kan worden terug
betaald, met andere woorden een langloopend crediet.
Als iemand geld krijgt om hoeve of land te koopen,
dan moet hij er op kunnen rekenen, dat hem dit crediet
niet zal worden opgezegd, als hij geregeld de rente en
een kleine aflossing betaalt.
Maar eene Boerenleenbank kan dat niet verzekeren
aan iemand, die zulk grondcrediet vraagt; zij kan im
mers dat crediet enkel geven van de door haar ontvan
gen spaargelden, en deze spaargelden kunnen terugge
vorderd worden op korten termijn, en wel binnen enkele
weken of maanden of hoogstens één jaar. Hoe zou dan
eene Boerenleenbank aan hare verplichting tot terug
gave der spaargelden kunnen voldoen, indien een groot
gedeelte dier gelden vast zat in iangloopende credieten,
al zijn deze nog zoo goed door hypotheek gedekt?
Als een enkel dusdanig crediet verleend werd, zou het
natuurlijk zoo erg niet zijn; maar de Boerenleenbank
mag aan het eene lid niet geven, wat het zou moeten
weigeren aan anderen.
Bij de oprichting der Boerenleenbanken waren er vele
bestuursleden die geen gevaar zagen in het verstrekken
van Iangloopende credieten; er was toen nog geen erva
ring op dit gebied.
Maar bij eene enquête, door de Centrale Boerenleen
bank ingesteld, bleek, dat bij de Boerenleenbanken, aan
gesloten bij de Centrale van Eindhoven de spaargelden
in het tijdsbestek van 19021906 waren toegenomen met
219% maar de voorschotten met 384%. En van deze
voorschoten was ruim V3 onder hypothecair verband
verleend.
Toen is men tot het inzicht gekomen dat streng de
hand moest gehouden worden aan de bepaling, dat de
Boerenleenbanken geen langloopend crediet mochten
verleenen. En om de leden toch aan zulk langloopend
crediet te helpen, werd in 1908 de Boerenhypotheekbank
opgericht. Deze kan zulk langloopend crediet verschaf
fen, omdat zij het geld verkrijgt door de uitgifte van