2777
De Geldschieterswet.
Den 28en Januari 1932 is eene wet aangenomen „tot
wettelijke regeling van het geldschietersbedrijf".
Deze wet heeft tot doel de bestrijding van den woeker,
die ook in ons land nog welig tiert, zooals herhaaldelijk
in deze Mededeelingen gesignaleerd is.
De Wet bemoeit zich uitsluitend met personen (zoo
wel natuurlijke als rechtspersonen) die een bedrijf ma
ken van het uitleenen van geldsommen, uitsluitend of
voor een overwegend deel 500 gulden of minder bedra
gend. Daardoor wordt het bona fide bankbedrijf niet ge
troffen.
En evenmin de Boerenleenbanken, althans wanneer zij
aangesloten zijn bij een der Centrale Instellingen.
Want Art. 2 dezer Wet luidt:
Als geldschieters in den zin dezer wet worden niet be
schouwd:
a) notarissen;
b) rechtspersonen, aangesloten bij de Coöperatieve
Centrale Raiffeisenbank te Utrecht of bij de Coöpera
tieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven;
c) enz. enz.
De Boerenleenbanken, aangesloten bij Utrecht of
Eindhoven vallen dus niet onder de bepalingen dezer
Wet, die den len Maart in werking is getreden.
Nogmaals: Denk aan de borgen!
Onder bovenstaanden titel lezen wij in „De Raiffeisen-
bode de volgende beschouwing, waarmede wij volko
men instemmen en welke wij den beheerders onzer
plaatselijke boerenleenbanken dringend in overwe«ina
geven: 8 8
„Het gebeurt in dezen tijd helaas herhaaldelijk, dat
een Boerenleenbank de borgen tot betaling moet aan
spreken. Het gebeurt dan ook wel eens, dat de borgen