2759
Bovenstaande cijfers laten voor het eerst sinds vele
jaren een teruggang zien van de ingelegde spaargelden,
een duidelijk bewijs van de in 1931 ingetreden crisis.
Toch is deze teruggang van nog geen 6 millioen gul
den op de 144 millioen geen verontrustend cijfer; het is
een teruggang van minder dan 4%. De voorschotten zijn
met nog geen millioen toegenomen.
Dat de spaargelden, ondanks de crisis zoo weinig zijn
teruggenomen, moeten we niet alleen aan de spaarzaam
heid der landelijke bevolking toeschrijven, die spoedig
de tering naar de nering weet te zetten, en niet gemak
kelijk opgespaarde gelden terughaalt, doch ook aan het
feit, dat er voor de exploitatie der bedrijven bij de sterk
gedaalde prijzen van mest- en voederstoffen, vee enz.
minder geldmiddelen noodig zijn dan voorheen. Het is
dus een duidelijk crisisverschijnsel.
Met voldoening kan geconstateerd worden, dat de
Boerenleenbanken zich ook in dezen ergen crisistijd
uitstekend gehouden hebben en van enorm voordeel
zijn geweest voor de landelijke bevolking.
Wie geld wilde terugnemen uit de Boerenleenbank
kon er onmiddellijk over beschikken; en geen enkel
voorschot is behoeven geweigerd te worden bij gebrek
aan beschikbare middelen.
Het goed beheer der Boerenleenbanken is de oorzaak
van dezen goeden gang van zaken, omdat de bestuurders
hebben vast gehouden aan de beproefde beginselen bij
het uitleenen van voorschotten n.1. aan de soliditeit en
liquiditeit.
Soliditeit, zoodat het gegeven voorschot goed gewaar
borgd is.
Liquiditeit, waardoor het geld niet voor te langen ter
mijn wordt vastgelegd, maar telken jare gedeeltelijk
terugkomt.
Laten wij hopen, dat onder Gods zegen, de Boeren
leenbanken ook in de toekomst hare taak mogen vol
brengen en medewerken tot overwinning der crisis en
tot het voorbereiden van betere tijden.