2744 na moeten houden, die het Bestuur niet enkel kan in zien, maar ook beoordeelen, en dat kunnen de meeste bestuursleden niet. Daarom o.a. kunnen de handelaars, winkeliers en am bachtslieden niet door de Boerenleenbank geholpen worden. 2. Soms doet zich hier de moeilijkheid voor, dat een winkelier of ambachtsman tevens het boerenbedrijf uitoefent. Wat dan? In het algemeen wordt aangenomen dat de Boeren* leenbank in zulke gevallen crediet zou kunnen geven onder de volgende 'voorwaarden: a. dat duidelijk aangegeven wordt, waarvoor het crediet noodig is, en dat de reden hiervoor den land* bouw geldt, bijv. aankoop van vee, van voederartikelen, van verbetering van stallingen en dergelijke. Het aan gevraagde bedrag moet dus in verhouding staan tot de grootte van het landbouwbedrijf, en nog nauwlettender dan bij zuivere landbouwbedrijven moet worden toege zien, dat het crediet uitsluitend daarvoor wordt ge bruikt. b. dat er geen twijfel bestaat over de soliditeit van den aanvrager, ook wat de andere zaken betreft, die hij buiten zijn boerderij drijft. 3. Ook mogen geen credieten gegeven worden aan arbeiders. Met arbeiders zijn hier bedoeld de arbeiders, die arbeider zijn, en het ook hun geheele leven zullen blijven. Zoo bijv. zullen arbeiders in fabrieken, in mijnen, in ontginningen enz. in den regel hun geheele leven arbei der blijven. Maar de landarbeider dan? Hier moet men onderscheid maken. Er zijn in ons land streken, waar naast zeer groote boerderijen een landarbeidersbevolking is, die het met den besten wil nimmer tot een eigen bedrijf, hoe klein

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1933 | | pagina 6