3634 Daarnaast gevoelden de beheerders der plaatselijke boerenleenbanken reeds spoedig eene tweede behoefte n.1. die van voorlichting en van toezicht. Voor voor lichting omtrent allerlei zakelijke, administratieve en rechtskundige aangelegenheden wisten de boerenleen banken veelal niet de juiste deskundige en belangelooze persoon of instelling te vinden, waartoe zij zich ten allen tijde om advies konden wenden. Die behoefte aan nauwgezette voorlichting ging nog verder: er bleek een regelmatig toezicht gewenscnt, opdat men zekerheid zou hebben, dat de beheerders hun bank volgens de juiste zakelijke beginselen leidden, dat de administratie en de stukken goed door hen werden nagezien, opgemaakt etc. Er was m.a.w. behoefte aan een eigen inspectie dienst. Zoo ontstonden de centrale organisaties genaamd: Centrale Boerenleenbanken waarvan de plaatselijke boerenleenbanken lid werden, opdat zij van de voordeelen van kasbelegging en toe zicht, die deze Centrale Banken zouden bieden, konden profiteeren. Oorspronkelijk lag het in het plan van den Neder- landschen Boerenbond, om ééne Centrale voor alle boerenleenbanken op te richten. Maar door een verschil in de wijze van oprichting der boerenleenbanken is zulks niet het geval geweest. Dit meeningsverschil had ten gevolge, dat er twee Centrale Banken werden opgericht en wel de Centrale Raiffeisenbank te Utrecht, waaraan enkel boerenleen banken konden deelnemen, opgericht volgens de Wet op de Coöperatieve Vereenigingen van 1876, en de Cen trale Boerenleenbank te Eindhoven, die boerenleenban ken als leden aannam, welke waren opgericht volgens de Wet van 22 April 1855. De beide Centrale Boeren leenbanken werden in 1898 gesticht. Bij deze beide Centrale Banken zijn vrijwel alle ongeveer 1300 plaatselijke boerenleenbanken, die in Nederland bestaan, aangesloten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1933 | | pagina 18