3633
Ad 7: De aansluiting bij en het nauwkeurige toezicht
(inspectie) vanwege de Centrale Bank.
Vooral ook in verband met het vorige punt is aan
sluiting der plaatselijke boerenleenbanken bij de Cen
trale Boerenleenbank gewenscht. Het kan toch voor
komen, dat tengevolge van plaatselijke of algemeene
omstandigheden in eene bepaalde streek of plaats of
over de geheele lijn eene afname van spaargelden valt
waar te nemen. In vele streken is zulks regelmatig in
het voorjaar of in het najaar het geval bij voorbeeld
vlak voor den oogst, wegens het vervallen van een
pachttermijn e.d, Eene plaatselijke boerenleenbank zal
dus nimmer al hare middelen in voorschotten en
credieten aan leden of anderszins kunnen vastleggen,
doch moet steeds een belangrijk deel vrijhouden als kas-
reserve, om aan de opvragingen te kunnen voldoen, zoo
niet dan moet zij op een vaak zeer ongelegen oogenblik
een deel harer uitleeningen gaan intrekken.
Dit bracht vroeger het bezwaar mede, dat de plaatse
lijke boerenleenbank niet wist waar en hoe zij hare
kas-reserve zonder al te veel renteverlies veilig kon
beleggen en tevens zoodanig, dat zij er steeds de onmid
dellijke beschikking over kon houden. Daarnaast vroe
gen de beheerders der plaatselijke boerenleenbanken
zich vaak af, waar hun bank tijdelijk geld zou kunnen
leenen, indien plotseling meer spaargeld werd opge
vraagd dan in de kas-reserve beschikbaar was.
Het is om deze redenen, dat niet alleen in Neder
land maar overal ter wereld, waar boerenleenbanken
zijn, zich reeds spoedig de behoefte deed gevoelen aan
een centraal orgaan, waar de plaatselijke boerenleen
banken hare kas-reserves veilig konden storten tegen
vergoeding eener redelijke rente en waar deze boeren
leenbanken zoo noodig tijdelijk kas-voorschotten zou
den kunnen opnemen, indien plaatselijk de middelen
ontoereikend waren, om hetzij aan de opvraging van
spaargelden, hetzij aan de vraag naar kortloopende
bedrijfsvoorschotten of -credieten te voldoen.