2667
Daardoor zijn de achterstallen grooter dan vroeger;
maar gelukkig kunnen deze achterstallen geen gevaar
voor de soliditeit der Volkscredietbanken opleveren,
aangezien de verouderde achterstand slechts 8% van
het totaal zuiver vermogen der volkscredietbanken uit*
maakt.
De uitgeleende gelden zijn enorm teruggeloopen, wijl
de volkscredietbanken in dezen tijd zeer voorzichtig
zijn geworden bij de beoordeeling der aanvragen.
Daardoor zijn bij enkele banken de onkosten grooter
geworden dan de winst, en het is te verwachten dat
zulks in 1932 bij meerdere banken het geval zal wezen.
Daarom wordt er op alle wijzen bezuinigd.
Deze bezuiniging was ook aanleiding tot vermindering
van personeel, dat erg talrijk schijnt te zijn, en tot kor*
ting op het salaris.
Maar de Centrale Kas, waarbij alle volkscredietbanken
aangesloten zijn, heeft steeds geadviseerd om ook al
mocht de personeelbezetting topzwaar zijn -niet over
te gaan tot ontslag van reeds in dienst zijnd personeel,
doch te zijner tijd, indien betrokkenen zelf ontslag
nemen, niet meer in de vacature te voorzien. Alleen in*
dien de financieele positie van een of andere bank zulks
bepaaldelijk noodzakelijk maakte, dan wel, indien be=
trokkenen blijk gaven niet geschikt te zijn voor hun
taak, werd aanleiding gevonden over te gaan tot ontslag.
De rente, die gevraagd wordt voor voorschotten, werd
slechts bij ééne bank met 1% verhoogd. De andere ban*
ken konden deze rente handhaven, of zelfs in geringe
mate verlagen.
Toch blijft deze rente, in vergelijking met ons Land
toch zeer hoog.
Eene rente van 10% is de laagste; gemiddeld wordt
13% betaald, maar het zijn geen uitzonderingen als er
1618% moet betaald worden. Van ééne bank, die zich
herstellen moet van geleden verliezen, wrodt gemeld, dat
de maximum door haar gevraagde rente 24% bedroeg.