2665
Omdat er anders geen gelijkheid is tusschen de Boe*
renleenbanken, die zich onderling verbonden hebben,
om gezamenlijk eventueele schade te dragen, als kas*
siers frauduleuze handelingen plegen.
Veronderstel er zijn twee Boerenleenbanken van de*
zelfde grootte (die wij A. en B. zullen noemen) en beide
hebben het ongeluk te betreuren, dat haar Kassiers
aan de Boerenleenbank een schade toebrengen van
30.000.—.
Boerenleenbank A. heeft een Kassier, voor wien een
borgstelling bestaat van 10.000.—, namelijk zoo hoog
als het Onderling Waarborgfonds die borgstelling eischt.
Aan deze Boerenleenbank zal het Onderling Waar*
borgfonds (aannemende, dat op den Kassier zelf niets
kan worden verhaald) moeten uitbetalen 18.000.
Namelijk 30.000.— min de 10.000.— borgstelling is
20.000.—; van deze laatste som wordt 907° ofwel
18.000.— gedragen door het Onderling Waarborg*
fonds, terwijl de rest of 2000.blijft ten laste der
Boerenleenbank.
Want Art. 15 van het Onderling Waarborgfonds
luidt: Onder schade wordt verstaan het geldelijk ver*
lies, dat na uitwinning van den betrokkene zelf en de
door hem gestelde zekerheid niet is gedelgd.
En Art. 14 zegt: Bij schade, ontstaan door fraudu*
leuze handelingen van den Kassier, zal het maximum
van het door het Waarborgfonds toe te kennen bedrag
90% van het totaal bedrag der schade (d.w.z. der schade,
die de Bank lijdt) niet overtreffen.
Boerenleenbank B. heeft een Kassier, voor wien een
onbeperkte borgstelling bestaat.
Aan deze Bank zal het Waarborgfonds geen cent be*
hoeven uit te betalen.1)
Want volgens bovenvermeld Art. 15 zullen de borgen
(aannemende, dat op den Kassier zelf niets te verhalen
1) Indien althans [de [borgen bij machte zijn de schade te ver*
goeden