2664 fonds, ten opzichte van de borgstelling der kassiers. Het Onderling Waarborgfonds vordert, dat iedere kassier eene borgstelling hebbe, welker grootte afge* meten wordt naar de ontvangsten door de plaatselijke Boerenleenbank. De volgende maatstaf geldt als minimum, maar is ook voldoende: Bij een totaal van ontvangsten door de plaatselijke Bank: tot 200.000.bedraagt de minimum* zekerheidsstelling 5.000. van 200.000.— tot 300.000.— idem 7.000.— van 300.000.— tot 400.000.— idem 8.500.— van 400.000.— tot 500.000.— idem f 10.000.— van 500.000.— tot 750.000.— idem 12.500.— van 750.000.— tot 1.000.000.— idem 14.000.— van 1.000.000.— tot 1.250.000.— idem 15.000.— van 1.250.000.— tot 1.500.000.— idem 16.000.— van 1.500.000.— tot 2.000.000.— idem 17.500.— van 2.000.000.— tot 3.000.000.— idem 20.000.— Elke 1.000.000.daarboven 5000.hooger. Deze borgstelling kan gegeven worden: 1. door hypotheekstelling; 2. door deponeering van effecten; 3. door een polis bij de Borgmaatschappij; 4. door persoonlijke borgen. Bedraagt een persoonlijke borgtocht 10.000.of minder, dan zijn minstens twee borgen vereischt; bo= ven 10.000.tot 20.000.minstens drie borgen; en boven 20.000.minstens vier borgen.3) Nu ligt het voor de hand, dat sinds de oprichting van dit Onderling Waarborgfonds de onbeperkte borg stellingen dienen te vervallen. En waarom? 1) Het voorschrift van meerdere borgen beoogt het risico dat aan borgzijn steeds eenigermate verbonden is voor elk der bor= gen zoo gering mogelijk te houden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1932 | | pagina 4