2673
Bij de indeeling van de grondgebruikers naar hun
hoofdberoepen zijn als landbouwers ook beschouwd per
sonen, wier hoofdberoep als landarbeider was aangege
ven, doch die meer dan 5 ha. land in eigen gebruik had
den, terwijl landbouwers met minder dan 1 ha. grond als
landarbeiders werden aangemerkt.
Landbouwers
Tuinbouwers
Landarbeiders
Personen buiten land- en tuinbouw
Totaal
175.025
24.565
57.078
115.413
163.075
18.800
76.185
103.332
372.081
361.392
Het volgende staatje geeft aan, hoeveel van de boven
genoemde groepen eigenaars waren.
Landbouwers (1 ha. en meer)
Tuinbouwers (0.05 ha. en meer)
Landarbeiders (0.05 tot 5 ha.)
Personen buiten land- en tuin
bouw (0.05 ha. en meer).
56,48
54,98
42,58
53,48
56,91
47,13
38,54
47,47
50.19
57,79
47.20
60,75
51,34
49,93
46,56
60,19
Onder het in de verschillende tabellen vermelde ge
pachte land is ook begrepen de van ouders gepachte
grond, waarvan de pacht economisch een andere betee-
kenis heeft dan de gewone. De oppervlakte van dien
grond bedroeg in 1930 143.403 ha., in 1921 123.854 ha.,
of resp. 13,60 en 12,82 pCt. van de totale uitgestrektheid
gepacht land.
HOOFDBEROEP DER GRONDGEBRUIKERS
1930
1921
GROEPEN
VAN GRONDGEBRUIKERS
Van het aantal
grondgebruikers
waren eigenaars
in procenten
Van de geëxploi
teerde oppervlak
te werd in eigen
dom gebruikt in
procenten
1930
1921
1930
1921