2653
waarnemingen voortdurend kan overtuigen, als stor-
tingsplichtigen te weren. Ik vraag mij af, welke Hypo
theekbank een dergelijk continu toezicht op de vermo
genspositie harer aandeelhouders heeft? Een reëel aan
toonbaar gevaar voor accumulatie van aandeelen in een
hand bestaat m.i. bij de Boeren-EIypotheekbank niet.
Het volgende bezwaar dat wij in meergemeld artikel
..Schijngestalten" vermeld vinden, is hierin gelegen, dat
slechts aan leden der aangesloten boerenleenbanken-
aandeelhoudsters hypothecaire leeningen kunnen wor
den verstrekt.
„Dit leidt tot zeer bijzondere verhoudingen. Wan
neer bijvoorbeeld het bestuur der „hypotheekbank"
aan de aandeelhouders zou voorstellen in de statuten
de bepaling op te nemen, dat hypothecaire leenin
gen niet zouden mogen worden afgelost door beta
ling met pandbrieven, zouden de aangesloten coö
peraties, die zelf de hypothecaire debiteuren zijn,
aan hun besturen opdragen tegen te stemmen. Tel
kens wanneer het belang der vennootschap strijdig
is met dat der geldnemers, zal het gevaar dreigen,
dat de laatsten (door lastgeving aan de besturen
der coöperaties) zullen trachten invloed uit te oefe
nen. En deze invloed zal niet steeds ten goede zijn.
De mogelijkheid is zelfs niet uitgesloten dat de
„aandeelhouders" er voordeel in gaan zien, wanneer
de pandbrieven in benauwde tijden sterk in koers
dalen, teneinde met gedepreciseerde pandbrieven
hypothecaire leeningen te kunnen doen aflossen.
De schrijvers kwalificeeren deze beschouwingen zelf
als „theoretisch" en maken zich na dezelve gelanceerd
te hebben er af met een „laten wij ons daarin niet
verder verdiepen", vermoedelijk zich hier wel op theo
retisch zeer glibberig terrein voelend! Toch waag ik het
de eveneens theoretische vraag te stellen, of de schrij
vers het logisch verantwoord achten, om van de prae-
misse uit te gaan, dat onder de leden der Boerenleen
banken-aandeelhoudsters de hypotheeknemers der Boe-