2652
Van de beweringen in het aangehaalde artikel „schijn
gestalten" blijft dus, naar ik meen, heel weinig over.
Ik lees voorts in het artikel van de directeuren der
Utrechtsche Hypotheekbank:
„Aandeelhouders kunnen slechts zijn de Coöpera*
tieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, en de
coöperatieve Boerenleenbanken, welke bij deze Cen
trale zijn aangesloten. Zoodra een of meer van deze
Boerenleenbanken mochten ophouden bij deze Cen
trale aangesloten te zijn, zijn zij verplicht hare aan*
deelen in de N.V. Boeren-Hypotheekbank ten hoog
ste a pari aan genoemde Centrale over te dragen."
Ik merk even op, dat de schrijvers verzuimd hebben
aan te halen, dat deze verplichting tot overdracht er
eene is, die alleen dan moet worden nagekomen, wan
neer de Coöp. Centrale Boerenleenbank dat wenscht.
M. a. w. het feit, dat een aandeelhouder niet meer bij
deze Centrale is aangesloten brengt niet noodzakelij
kerwijze mede dat deze aandeelhouder zijn aandeden
overdraagt. Slechts de bevoegdheid daartoe is gecreëerd
en het spreekt vanzelf, dat waar de Coöp. Centrale Boe
renleenbank geenszins de verplichting tot terugkoop
heeft, van haar wel zooveel gezond zakelijk inzicht mag
worden verwacht, dat zij in het belang der Boeren-
Hypotheekbank eene accumulatie van aandeden in hare
handen zal voorkomen of de nadeelige gevolgen, welke
uit een dergelijke accumulatie mogelijk zouden kunnen
voortvloeien, zal weten te neutraliseeren. Overigens is
het wellicht niet overbodig op te merken, dat naar mij
bij navrage te bestemder plaatse bleek de Centrale
Boerenleenbank slechts elf aandeden bezit.
De verplichting van den aandeelhouder, om bij uit
treding uit de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
de aandeden aan deze instelling aan te bieden heeft
juist ten doel, de mogelijkheid te openen om rechtsper
sonen van welker gegoedheid als houdster van een niet-
volgestort aandeel de Coöperatieve Centrale Boeren
leenbank als controleerend lichaam zich niet door eigen