2657 Toen de Nederlandsche Landbouwbank door de boes ren*organisaties werd opgericht, werd de heer Ament terstond bereid gevonden een Commissariaat op zich te nemen, en vele jaren was hij President*Comissaris van de Nederlandsche Landbouwbank. Men mag dus wel zeggen, dat ook het Landbouw* crediet dezen stoeren werker dankbaar mag gedenken. Geheel sluiten wij ons aan bij de woorden van dank* bare hulde die de Redactie van het R. K. Boeren* en Tuindersblad aan zijne nagedachtenis wijdt: „Wat was Ament in onze Katholieke boerenbeweging? Hij was lid van ons Hoofdbestuur, voorzitter van den Z. N. Z., voorzitter van den Raad van Commissarissen der Ned. Landbouwbank, voorzitter van onze Zuivel* commissie en nog zoo heel veel meer. Maar naast en boven dit alles was hij een onzer ver* trouwensmannen, een onzer beste, in den vorm meest bezadigde en in wezen toch een der onverzettelijkste lei* ders in onze beweging. Hij zei nooit veel, maar deed des te meer. Karig in woorden, uitbundig in daden. En bij dit alles was hij zoo onbaatzuchtig een eigenschap, die helaas! schaarsch geworden is in onzen tijd. Ament zocht zich zelf niet en kon er niets aan doen, dat men hem zocht. Van eenvoudig dorpsonderwijzertje is hij in uiterlijke waardigheid omhoog geklommen of liever: omhoog gestuwd door zijn eigen innerlijke waarde, ondanks zichzelf. En de eer en de vele waardig* heden, waarmede hij werd bekleed zijn hem nooit naar het hoofd gestegen. Uiterlijk en innerlijk bleef hij wat hij altijd geweest was: meester Ament, toegankelijk voor groot en klein, maar toch het meest voor klein, die wist wat hij wilde maar zich nooit opdrong, die scherp zag en bezadigd, maar duidelijk zijn meening zei, de vriend der boeren, die van zijn Tungelroyschen tijd af tot aan zijn dood niet anders nastreefde dan het werkelijke be* lang van den boerenstand, waaruit hij zelf was' voortge* komen. Nu is hij van ons weggenomen en er is een vreeselijke leege plaats in ons vereenigingsleven ontstaan, een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1932 | | pagina 13