2634 gelijke meer. Soortgelijke aanvragen kan men mis schien plaatselijk bespreken en onderzoeken, maar men mag ze niet goedkeuren en dan ook niet aan de Middencredietkas onderwerpen. b) Men kan niet te nauwkeurig zijn bij het beant woorden van al de vragen der lijst. Hoe wilt ge anders dat een beredeneerd advies gegeven wordt? Er kan in dit opzicht zeker nog heel wat verbete ring komen, die én de Middencredietkas én de plaatselijke kassen veel tijd en onkosten zullen be sparen. c) Dat de schuldbekentenis niet met den ontlee- ner (d.i. voorschotnemer) moet meegegeven wor den opdat hij zijn borgen late teekenen spreekt van zelf, en wij moeten het nog herhalen: ontleeners (d.i. voorschotnemers) en borgen moeten de schuld bekentenis teekenen in bijzijn van den kassier en nergens anders. d) Wat de bestaande uitleeningen betreft, is het volstrekt noodzakelijk dat op de bestuursvergade ring de toestand van alle ontleeners (d.i. voorschot nemers) niet eens, maar meermaaals in het jaar, nauwkeurig onderzocht wordt. In sommige gevallen zal het noodig zijn de leening beter en zekerder te waarborgen door gedwongen inpandgeving van waardepapieren of onroerende goederen, ofwel door het aanbrengen van nieuwe persoonlijke borgen. Dit onderzoek en die bespreking over den vol doenden waarborg kunnen wel voor een of ande ren ontleener (d.i. voorschotnemer) den twijfel doen opkomen of hij niet, door hypotheek te laten nemen op zijn goederen, of op een andere manier, de lee ning bij de kas in gevaar heeft gebracht. e) Met Nieuwjaar zal men natuurlijk grondig en ernstig nagaan in hoeverre de ontleeners (d.i. voor schotnemers) hun verplichting zijn nagekomen. De lijst der achterstallige ontleeners, opgemaakt door den kassier, wordt voorgelegd aan het bestuur,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1932 | | pagina 6