kan zonder bezwaar het geheele benoodigde vaste be=
drijfskapitaal opnemen en daarvoor een hypotheek ves=
tigen op zijn goed. Hij kan natuurlijk ook het geld lees
nen tegen het stellen van borgen, doch allicht geeft
hij aan hypotheek de voorkeur, waarbij hij niemands
diensten noodig heeft.
Geheel anders moet geoordeeld worden in het tweede
geval. Het vast bedrijfskapitaal wordt voor langen tijd
in het bedrijf vastgelegd. Vele jaren gaan heen, voor
het met de rente daaruit geheel is teruggewonnen en
ook dan zal, behalve wanneer het den landbouwer zeer
voor den wind is gegaan, weer nieuw kapitaal moeten
worden opgenomen, voor zoover het met het oude kapis
taal verkregene, waarvoor moet worden afgeschreven,
door slijting is te niet gegaan. Vandaar, dat ook hier,
evenals bij het grondcrediet, hypotheek de meest ge*
wenschte zekerheid is, en die kan de reeds zwaar bes
laste eigengeërfde niet bieden. Het is dus wenschelijk,
dat hij het noodige vaste bedrijfskapitaal zelf bezitte.
Hoe onsoliede eene andere wijze van bedrijfvoeren is,
blijkt wel hieruit, dat wanneer men er in geslaagd is,
het noodige vaste bedrijfskapitaal tegen borgstelling te
leenen, bij opzegging het geheele bedrijf in de waag*
schaal wordt gesteld en de voortzetting daarvan geheel
komt af te hangen van wie bereid is voor een vaak aan=
zienlijk bedrag borg te worden. Dat zulks een onges
zonde toestand is, behoeft geen betoog.
Op den pachter is dit nog in sterker mate van toes
passing, aangezien hij het vermogen mist, dat de eigens
geërfde landbouwer heeft in de overwaarde van het
goed.
Tegen het gebruik maken van het losse bedrijfscre*
diet zoowel door den eigengeërfden als den huurboer
bestaat over het algemeen veel minder bezwaar, als het
grondcrediet en het vast bedrijfscrediet berusten op de
hierboven uiteengezette gezonde grondslagen. Want dat
anders de toestand nóg ongezonder wordt, zoo daarbos
venop nog schulden voor los bedrijfskapitaal worden
gestapeld, ligt voor de hand.
2570